Glanzend rechtop als een god, de kale takken behangend met te zware bladeren; alsof natuur voor na de dood nog iets in petto houdt, leven meer dan prooi en jager telt. Zijn naam gelezen in het vogelboek en bij mijzelf gelachen van plezier. 's Middags kwam onverwacht winterbezoek. Het zei: 'Er zijn veel appelvinken hier.' Alleen gebleven in mijn schemerhoek zag ik hoe in de tuin een sneeuwen wier zich hechtte als een rafelige doek aan rank en takken. En met hoeveel zwier er kleine vogels zweefden door dat rag. Mooi dat ik hem daar toen voor het eerst zag. Bloesemend wit de vleugels, kort de staart, de snavel breed en stevig naar zijn aard: de appelvink, met grijzend van gezag een veren kraagje. Beige-zwart de baard.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2021 | | pagina 26