<s De karekiet (acrocephalus scirpaceus) niet te vergeten, de deemoedige. Hoe en waarom hij langs de oever boven een strook met halmen door een trilling van de wind wordt weggeduwd, zinderend nog wel, het ergst van al. Of sneeuw die zichzelf uitdunt, de dag erna verdwijnt. Opgevroren paden waarlangs niets meer groeit, alles verzonken, voor altijd weg. Elke zomerdag sterven bijen, in een laatste kramp nauwelijks verschillend van elkaar. En dan de torretjes, o die turbulente torren onder een dak van herfstig bladerprak, niet wetend van de wankele maansikkel, op grote hoogte aan het stuiteren, rakelings langs een rotspunt, je houdt je adem in. Soms wil je zulke dingen niet. Niet dat de zon ondergaat, niet dat een vogel verdwijnt in een mensenmaag, een schelp volloopt met de zee, een ster uiteenspat onder haar eigen schedeldak. Q> 01 K ia wandelend onder de bomen keek ik omhoog want ik hoorde daar kauwen die gauw zegden, gauw want de dagen zijn kort, de wegen gevaarlijk, geluk niet alleen maar dat was de dichter die slecht had gezocht de kauwen riepen hun naam in het luchtruim, ze speelden, ze voerden gesprekken, ze knepen zacht in het vlees van de ziel en ik voelde, dit was al eens eerder geweest: een zondag, een wandeling onder de bomen, de kauwen C en ik die hun taal <8 niet verstond IH

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2021 | | pagina 29