De prooi aan stukken scheuren met gekromde snavel het gevleugeld bidden tot de top van een gebroken tak zijn staart die slaat en waait vanuit de uitkijkpost dat onverschrokken oog in de doornstruiken de negendoder is verjaagd een stem keert nooit terug een doorn die het karkas vasthoudt alles is ten dode opgeschreven LLI O Ui O Ik sta in het dakvenster uit te kijken naar zijn grijze roep tussen de zachte regen van het groen. Daaraan heeft hij genoeg: dit O dat hij niet heeft uitgebroed, de holle klank van weemoed als van wind in een lege fles.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2021 | | pagina 31