<c
o
m
cc
kj
O
01
01
O
KJ
De mussen strijken neer op de stoelen
verdelen eten in de keeltjes
van de kleine kwetterende mussenkindjes.
De kruimelvrouw op driehoog
ziet balkontevreden toe.
Een wolkje mussen verdwijnt en wat blijft
zijn rijen koperen stoelen, een eiland
in de stad. Een stoel heeft pas waarde als je zit,
een lege ruimte zit niet lekker. Er is
te veel ruimte. Te veel verleden tijd.
Mussen hebben een voedselgeheugen.
Waar brood is is mijn nest met zwermles
en daar zijn kwetterkeeltjes met heftige
vleugelslag. Mussen hebben geen gevoel
0* voor symboliek, kennen geen kampen
met prikkeldraad, enkel honger.
Voordat het eigen nest wordt ontdekt
is de ortolaan reeds verdwenen.
Als eerste ruimt hij het veld
waar prikkeldraad nooit ophoudt
onmacht in te lijnen.
Doch een veld moet hij hebben
dat zanderig, warm en donker is.
Vermomd met zijn broedvlek kan een kuiltje
geen verte stuiten,
om een nest te kiezen in hun plek.
Sedert giffen de gaffel vervangen
zijn wellicht bij elk nest
de velden herleid tot een gebiedend
en moeizaam begin, voor wat rest.
Vuil en lelijk bewaart het de schijn.
In het veld van dit boek
q zijn vele nesten van wie
in een kooi wild fladderend
om zich heen slaat
met woorden en hopeloze kreten.
w
t*
V)