Tot kansel en katheder heidekruid. De doenwijs van een knaap, een misdienaartje. Zijn repertorium dan ook een allegaartje, 't Bestand gaat achteruit. Van musformaat. Boven het oog een soort collare romanum. Maar de spiegel van de vink gewrocht in de vleugels. Huppelding. Waltapuitje. Koetertje. Stompestaartje. Als saxicola rubetra geleerd te boek. Te lijve in vochtige plaatsen spijbelend op schermbloem en distel. Heldere klanken. Neemt loopjes. Noem hem simpelweg 't paapje. Verbid dat hij blijve. Ik hoor vreemde dingen. De pauw die aan de grens van mijn gehoor de maan aanroept. Zijn schreeuw een droevig oog dat door een tak van bergkristal gedreven wordt. Gedurig schreeuwt de pauw het uit, in de eeuwigheid te staan die hem vernietigt, roept dat de ruimte kromming noch voltooiing kent, en dat de mens geenszins de maat van alle dingen is.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2021 | | pagina 34