Toch maar de hangbrug over. Het riekende moeras wiebelt mee, al schommelend geraken we bij het veen vandaan. We zijn niet alleen, een roerdomp houdt ons in het oog, trekt zijn nek achterwaarts, stijgt op met diepe basgeluiden. Je onzichtbaar maken is onmogelijk, het zonlicht straalt, doodsschrik bestaat niet, er waart een ruis alsof ginds een zee. We houden halt, zoeken het landschap af, achter nevels in het oneindige speuren we naar weet niet wat. Opgetild door de wind keert onverwacht de roerdomp terug, korte kuchjes, hij klapt zijn vleugels dicht, verdwijnt ijlings tussen de staken riet. Wij schenken elkaar een glimlach, kijken naar de wolken en laten ze bij ons binnen, voelen de ruimte om ons heen die ons optilt, ver boven het moeras ons samenbrengt, vertrouwelijk bijeen. Een meisje dat gebogen staat over een kom vruchten. Het wit van de knieholten glanst onder de rok. Zo staat de scholekster over het gras. Zijn snavel verborgen in de kom.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2021 | | pagina 35