En op het water drijft de wind
als een verdronken drenkeling
de zandbank is een eiland
omspoeld door schaduwen van nacht
nog verder ligt de verte die zich
met zeelicht heeft verzoend
waar komt de tijd vandaan als
er geen stemmen zijn, geen monden
die dit vergeten niemandsland
lostrekken en doen opengaan
soms even de eenzame schreeuw
van een vogel, een kras in de lucht
een golf die een ogenblijk oplicht
en herinnert aan sporen van leven
Zomeravond over het weiland
de schichtige vlucht van zwaluwen
lijnen schetsend als de hand
van een sneltekenaar op de nog
onbeschreven bladspiegel vah de lucht
haast ademloos keek ik het aan en
zag hoe haar gezicht in dampig licht
bezig was te ontstaan
hoe kon dit, waar vandaan
waar was ze al die tijd geweest
nadat ze was gestorven
ik liep de landweg uit naar huis
en dacht ik zal het de zwaluwen vragen