125 ven, uit krachte van het Octrooi van i hom as en .Tohanna, dato Januarij 1244, en wel 111 de zeilde rigting als waar de Gentsclie Lieve uit komen moest. Volgens de jaarboeken van Meyer op het jaar 1215, was de haven van Damme toen niet meer bevaarbaar, dan bij het hoogste water. De Lieve stortte zich dan ook niet in de vaart bij Damme, maar zij nam vlak bij d.ie p'.aats eene oostelijke rigting aan op Sluis, om zich aldaar met het Zwin te vereenigen- De re denen waarom men de rigting zoo a's die eerst opgegeven wasveranderde, moet dus hoogstgewigtig zijn geweest, want het kanaal van de hoogte van St. Laurens tot Damme, en van daar tot Sluisis minstens zes maal zoo lang, als het zoude geweest zijn, indien men van St. Laurens naar Aardenburg hadde gegraven Misschien zou het niet zeer moeijeljjk zijn de redenen te vinden, doch een onderzoek daarnaar komt in dezen niet te pas en zoo ik omtrent de Lieve in bijzonderheden getre- den ben, is dit eenig en alleen om mijne stelling te bewijzen Dat de thans bestaande Lieve geheel wat anders is dan de stroom van Vredius. Dat de Eede zich in de Lieve van Vredtus niet ontlastte, blijkt uit zijne kaart, waarop Mal- dejem wopdt gevonden doch schijn noch scha duw van den stroom, die aldaar uit eene na- k- tuurlijke bron zoude moeten ontspringen en

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 169