19
in magt en aanzien, helaas! ten koste van lang
durige en ingewortelde veten. Overal venezen
kleine tollen, te MucleSluis, Slepeldamme, Oost-
burg Coxyde en Aardenburg terwijl de hoofdtol
in het naburige Damme was gevestigd, welke
plaats in dit tijdvak ontstond na den ver-
schrikkelijken watervloed van 1180 en even
als later Mude (1241) en Sluis (1280), stadsreglen
had verkregenDe koopmanschap der weield
vloeide voorbij deze steden, het magtige Brugge
toe, en daar de inwoners dezer plaatsen door
geheel Vlaanderen, van allen tol, zelfs van dien
welke in hunne eigene woonsteden geheven
werd, vrij waren, mogten zij zich weldra in
een' tot nu toe ongekenden bloei verheugen.
Openbare markten werden aangelegd, zoo als
te Aardenburg (960), Oostburg (1296) enz. en de
weverij werd ingevoerd (960).
Het Brugsche Yrije werd met eene keure
begiftigd (1178) en geraakte meer en meer vrij
van het bestuur der Bruggelingenvooral ook
daardoor dat gravin Johanna van Constantinopel
in 1224, de Kasselrij of het Vrije van Brugge
kocht van den Baanderheer Jan van Nesle.
Zij en hare opvolgers begiftigden het met vele
voorregten, zoodat zelfs van 1266 tot 1268, te
Aardenburg, een der drie geregtshoven van het
Vrije, de zoogenaamde Oostbanken gevestigd
was. Al dit zoet werd echter niet weinig
verbitterd door de oorlogengevoerd tegen de