DE MOFEESCHANS.
127
Of gcspickclt en van beyden
Hoer coleurei) door geschoot
En gemarmelt.
Niet onaardig is hetgeen hier van de maïs of de
Turksche tarwe gezegd wordt, vooral wanneer men
bedenkt, hoe de cultuur van maïs en het gebruik van
maïsbrood in onze dagen weder aanbevolen wordt.
Hondius schijnt de maïs, op Moufesckanshet eerst
hier te lande aangekweekt te hebben.
Ander bedden neffens nen
Vol beplant met tarwe slaen
Die de Turken meest behagen
En naer bun den name dragen.
Ouderschcyden oock ter degen
In colearen minst en meerst,
Die my samen syn verkregen
Van myn broeder allereerst
l'yt Afriken afgebracht
In myn Hof van my geacht
Om het loof en groote aren
Die zy in haer loof bewaren.
Met dees tarwe van Turkyen
Zou men sigh wel kunnen lyen
Waer of 't broot niet ons verstooten
Schynt van eyers overgoten.
En de wafels, hoog geprezen,
Zonder moeite of costen groot
Schyncn vry wat waert te wesen
Daer de vrint op sy genoodt.
De aspersiewelke in het wild op de duinen en in
sommige diluviale gronden gevonden werd, was reeds