KEUKEN DER STAD AARDENBURG.
13
„zal die poort moeten ruimen een jaar en hij moet
„tweewerf, met zijn half kaalgeschoren hoofd, ter
„markt gaan hij zonneschijn" 9). Deze straf werd
toegepast op meêkoopers, brouwers, wijnkoopers en
wijntappers die kwalijk maten. Het moet voorwaar
een vreemd gezigt geweest zijnzoo'n half kaalge
schoren hoofd en het zal den schuldigen boeteling
dan ook wel niet aan spot en schimp ontbroken heb
ben waarin een baldadige straatjeugd met de markt-
boeven van allerlei oord en soort zullen zijn losge
barsten terwijl de arme tapper te vergeefs poogt
den storm te bezwerenen met zijnen goeden naam
te gelijker tijd zijne klandizie naar den grond ziet
gaan. De kaproen waarvan in ons vonnis gespro
ken wordten die de schuldige gedurende vijftien
dagen afleggen moest, was de voornaamste hoofd-
dragt van dien tijd; hij werd door mannen en vrou
wen van allerlei rang gedragen en bestond uit eene
soort van bonnet of ronde muts, die bovenop met
een wrong omwoeld was, die als een sluijer van
achter en op zijde naar beneden hing, en vaak de
schouders bedekte. Wat het afsnijden van het haar
betreft, dit geschiedde door den scherpregter, die
daarvoor een bepaald loon kreeg. Den landloopers,
bekend onder den naam van egyptenaren of heidens,
werd, volgens het plakkaat van 22 September 1506
het hoofd kaal geschoren. Het afsnijden of scheren
van het haar was dus geen spel, berekend om de
lachspieren der menigte in beweging te brengen; het
was een vlek van eerloosheid, een brandmerk dat
schandvlekte zonder pijn te veroorzaken. Zóó be-