36
REINIEE DE KLEEK.
of na nooit zoo florïsant geweest was als onder zijne
landvoogdschap."
Den 30 Mei 1755 werd de kleek aangesteld tot
raad van Indië. Het was toen de gewoonte, dat de
bezittingen der Compagnie zoodanig onder de leden van
dit liooge collegie werden verdeeld, dat elk zijn eiland
of district had, waaromtrent hij de ingekomen berigten
verzamelde en daaruit een rapport zamenstelde aangaande
den staat van den handel enz. Was er iets ten aanzien
van zoodanigen post in den raad van Indië te besluiten,
dan werd natuurlijk vooral het advies van dat lid inge
wonnen, die er mede belast was; hij voerde er veelal
de correspondentie over en die post stond eenigermate
onder zijn bijzonder toezigt. Men noemde dit alles
dien post „beschrijven." Aan de kleek werd Ceilon
toegewezen, eene kostbare parel, die Nederland toen nog
bezat, doch later aan Engeland heeft moeten afstaan.
De kaneel leverde schatten aan onze O. I. Compagnie,
en Ceilon was verreweg de belangrijkste bezitting aan
deze zijde van Java; twintig jaren lang heeft de kleek
het met ijver beschreven."
Kort na zijne verheffing tot lid van den indischen
raad kwam er een bevel uit het moederland, om bij het
achteruitgaan van de Compagnie middelen te beramen
tot het invoeren eener algemeene bezuiniging op al de
kantoren door geheel Nederlandsch Indië. Ook nu ver
deelden de raden onderling de bezittingen, ten einde
ieder over het hem opgedragen gedeelte rapport te
geven en van raad te dienen. Aan wien kon Banda