KEINIER DE KLERK.
41
Hij liet die gronden verkoopen of bij schatting aan de
eilanders afstaan, waardoor de landbouw zeer bevorderd
en de kas der Compagnie niet weinig bevoordeeld werd.
Eindelijkwant over het bijleggen van geschillen met
inlandsche vorsten en opperhoofden zullen wij niet uit
weiden de gouverneurs-generaal hadden daarmede telkens
te stellen en het was dus bij de klerk slechts de
gewone loop van zaken moeten wij nog melding
maken van de zaak der godsdienst, de eerste welke hij
na zijne verheffing ter hand nam.
Er bestond namelijk toen, gelijk reeds sedert eenige
jaren vroeger, een groot gebrek aan middelen ter uit
breiding en handhaving van het christendom of eigen
lijk naar de toenmalige gesteldheid: van het gereformeerde
kerkgenootschap in de bezittingen der Compagnie. Men
heeft het wel eens als een verwijt tegen onze voorvade
ren laten gelden, dat zij de Oost alleen exploiteerden
om des geldelijken voordeels wille, maar onverschillig waren
omtrent den toestand en de uitbreiding der christelijke
godsdienst. Die beschuldiging evenwel is zeer onverdiend.
Van de vestiging onzer magt op de eilanden van den
indischen Archipel afaan is men ernstig bedacht geweest
op de geestelijke behoeften der inlanders. Getuige de
kweekscholen, zoo te Colombo op het eiland Ceilon als te
Batavia, waar jonge lieden hunne aanvankelijke opleiding
ontvingen, om die naderhand in het moederland ten
dienste der Indische kerken en scholen te voltooien. Dat
die stichtingen op den duur niet aan het oogmerk vol
deden, was aan andere oorzaken toe te schrijven. Maar