pin
w
\v 'v ^A7
■-' A.:*/.
Landverhuizers
De val van Antwerpen
Info via Moskou
Afzinken
26 CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014
- t-t
van boven naar onder:
Het gekapseide schip
De kantelarmen op het schip
Langzaam wordt het schip rechtgetrokken
Quasi weer overeind
ANVERS. Vue du Promenoi? Süd et un steamer du Norddeutseher Lloyd.
M 164, O. Hermans, «d., Anvers
Het ss Hamburg, zusterschip van de
Gneisenau, gemeerd aan de vaste
aanlegplaats van de rederij
met bijna 40 jaar ervaring bij de Dienst Maritieme Toegang,
is ook in zijn vrije uren een enthousiast liefhebber van de
Schelde met een ongelooflijke kennis van de geschiedenis
van de stroom. Wat voor een gewone zeiler een rot staketsel
en een ondefinieerbare hoop stenen lijkt, komt dankzij hem
tot leven als een uniek getuigenis van één van de meest
dramatische episodes in de toch wel bewogen geschiedenis
van de Schelde. "Ik werd dan ook opgeleid door mensen die
elke steen in de Schelde kenden én die hun kennis doorgaven.
Dat doe ik nu ook".
Reeds jarenlang was het trotse Duitse passagiersschip
Gneisenau een regelmatige gast in de haven van Antwerpen.
Het was één van de schepen die de Duitse rederij
Norddeutscher Lloyd inzette op haar 14-daagse 'Kaiserlich
Deutsche Reichspostdampfer Linie' naar het verre Oosten en
Australië. Het schip kwam in Antwerpen vooral emigranten
oppikken. Het 143 meter lange schip kon immers liefst 2102
passagiers meenemen: daarvan dan wel 1862 samengepakt in
de Spartaanse derde klasse, de tussendekpassagiers.
Vrijdag 31 juli 1914 liep de Gneisenau na een tweedaagse
zeereis vanuit Bremen nog maar eens Antwerpen binnen en
meerde af aan het Noorderterras. De NDL had er zijn eigen
aanlegplaatsen aan de Ernest Van Dijckkaai ter hoogte van
de nummers 20 en 21 van de Scheldekaaien. De Congoboten
legden toen aan aan de kaainummers 22 en 23. De naam van
de rederij hing duidelijk aangegeven, in groot lettertype, aan
de hangars.
Nog die zelfde nacht begonnen de zware klokken van de
Onze-Lieve-Vrouwekathedraal luid galmend te dreunen: over
al in het land werd in het holst van de nacht de 'algemene
mobilisatie' afgekondigd. Van afvaren was geen sprake meer.
Drie nachten later vielen de Duitsetroepen België binnen. Nog
diezelfde vierde augustus werd de Gneisenau door het Belgisch
leger aan de ketting gelegd. Het diende eerst zo'n twee weken
als gevangenisschip, later als militair hospitaalschip. Nog
wekenlang zou het schip in die functie een attractie zijn voor
de Antwerpenaars in hun steeds meer belegerde stad.
Na de verovering van Brussel trok het Belgisch leger zich
half augustus terug in Antwerpen, versterkt met zijn enorme
fortengordels. Antwerpen werd tijdelijk de hoofdstad. De
koninklijke familie verbleef nu in het paleis op de Meir. Ondanks
alle heroïsche propaganda zag de Antwerpse bevolking ook
wel dat de donderwolken boven de Scheldestad samenpakten.
Eind september gierde de angst door de stad toen de Duitsers
een frontaal offensief tegen Antwerpen begonnen. Het
Belgische leger trok zich terug via de vlotbrug over de Schelde
naar de Linker Oever, gevolgd door duizenden vluchtelingen.
In die apocalyptische sfeer besliste de legerleiding dat absoluut
moest worden verhinderd dat de Duitsers Antwerpen als
uitvalbasis voor hun Kriegsflotte zouden kunnen gebruiken.
Volgens Johan Elen werd de Gneisenau in elk geval
weggesleept en afgezonken om de vaargeul naar Antwerpen
op het smalste punt te blokkeren, vlakbij Krankeloon. Maar
zijn er ook militaire sporen die dat bewijzen? Jawel, een korte
zoektocht leverde ons die bewijzen, zij het dan wel langs een
merkwaardige omweg.
De Belgische militaire archieven werden in 1940 door de
Duitsers gestolen en naar Berlijn afgevoerd. Daar werden ze
op hun beurt in 1945 door de Russen gestolen die ze pas tien
jaar geleden aan België teruggaven. In een recordtijd toverde
commandant Roland Versele ons uit deze 'Russische' dozen
enkele verslagen boven. Op donderdag 8 oktober 1914 gaf de
commandant van de Vesting Antwerpen, luitenant-generaal
Victor Deguise, vanuit zijn hoofdkwartier in het fort Sint-Marie
(KaIIo, Zwijndrecht) opdracht om de volgende ochtend de
Schelde af te sluiten. Op advies van de loodsdienst en van de
commandant van de compagnie pontonniers, zouden twee
Duitse stoomschepen - de 143 meter lange Gneisenau en
CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014
27
de ongeveer 100 meter lange Ganelon - tot zinken gebracht
worden, 2400 meter stroomopwaarts van de bocht van Kallo
in de passage van Krankeloon.
Gemakkelijker gezegd dan gedaan. Die vrijdagochtend, 9
oktober, werden de vlotbruggen gekelderd en de benzine
depots op het Antwerpse Zuid in brand geschoten. Het
brandende goedje stroomt de Schelde af. Voor de blokkade
bleek om onnaspeurbare redenen alleen nog de onklaar
gemaakte Gneisenau in aanmerking te komen. Opgeëiste
sleepboten trokken de Gneisenau langzaam naar Krankeloon.
Het detachement 'Torpilleurs' dat het schip met springstoffen
moest laten zinken bleek echter al vertrokken 'naar het
Westen'. Volgens de commandant van de Torpilleurs, Deslave,
waren de 'schepen' echter niet op tijd en "was het wegens de
sterke stroming niet meer mogelijk om de Schelde efficiënt
te blokkeren". In wanhoop gaf Deguise opdracht nog snel
explosieven te zoeken in Kallo. Vruchteloos, om 11 uur liet
commandant Deslave afgemeten weten "dat hij in uitvoering
van de ontvangen orders alle springstoffen al had vernietigd".
En dus kregen de Belgen aan boord opdracht dan maar alle
ventielen en kranen open te zetten.
Toen in de late namiddag de Gneisenau, die vermoedelijk met
de boeg in de oever werd verankerd, nog niet was gezonken,
heeft Deguise rond 16u00 bevel gegeven om het schip
dan maar met kanonvuur te bestoken. Wellicht is dat nooit
gebeurd. Feit is dat Antwerpen zich de volgende ochtend aan
de Duitsers overgaf.
Direct na hun verovering wilden de Duitsers weten wat er met
hun Gneisenau was gebeurd, vooral omdat in de Nederlandse
pers werd geschreven dat de Belgen de Schelde hadden
geblokkeerd met 30 gezonken schepen. In werkelijkheid
lag het schip moederziel alleen in het niemandsland, zeer
langzaam te zinken. Twee Duitse auteurs (journalisten?),
Adolph Köstler en Gustav Noste, trokken er volgens hun nu
opgedoken relaas maandagnamiddag 12 oktober op uit om
onder een stralende herfstzon de Schelde af te varen. Al na
enkele kilometers zagen ze de gele schoorsteen en zwarte
romp van de Gneisenau schijnbaar ongehavend opdoemen.
Pas cjichterbij zagen ze tot hun afgrijzen hoe diep het schip lag
en djbt net op dat ogenblik het water begon binnen te kolken
doojr drie openstaande patrijspoorten. De twee spoedden
zich) met enkele soldaten aan boord en stelden vast dat de
'barbaarse' Belgen alles kort en klein hadden geslagen. Tot
plotseling het schip onder hen slagzij begon te maken en zij
voor hun leven moesten rennen. "Verbijsterd zagen we hoe
de geweldige bouw steeds meer naar het Flussmitte zonk."
Met gesis, gekraak en gegorgel van water zagen ze om 15u35
het schip definitief kapseizen in de lengterichting van de
stroom. Van een blokkade was geen sprake, hooguit zorgde
het wrak voor een vervelende hindernis. Enkele maanden
later schreef havenschepen G. Albrecht dat de Gneisenau die