32 CONSENT I NR. 30 I VOORJAAR 2014 De lier op het kotuit Ons Element Het wordt langzamerhand dag en kunnen we de omgeving beter opnemen. Onze hoogaars is 37 jaar oud, maar nog zoo goed als eene nieuwe. (4) Hij is geklonken met ijzeren bouten, wat volgens de schipper beter is dan koperen, daar de eerstgenoemden vastroesten, terwijl de laatsten spoedig, ofschoon zelf intact blijvende, het hout in hunne omgeving doen vervuren en lekkage veroorzaken. (5) Ook geven de visschers de voorkeur aan een geklonken boot boven een met zetwerk (gladboordig) gebouwd, daar de laatste soort veel meer buiswater overneemt, dat langs de gladde huid gelegenheid krijgt om hooger op te vliegen, dan wanneer het driemaal eene belemmering ontmoet van 3 duim eikenhout, de dikte der planken, waaruit de hoogaarsen gebouwd worden. De Arnemuider hoogaarsen zijn geklonken met koperen bouten, hetgeen gedaan wordt om vertering door het Vlissingsche rioolwater tegen te gaan. Deze onderscheiden zich ook van die van Tholen, Bruinisse en lerseke, doordat zij nog steeds meerendeels hun spriettuig behouden hebben. Als voordeel hiervan wordt aangevoerd het gemis van een giek en dat de mast kleiner valt, hetgeen topwicht spaart, welk voordeel o.i. echter verre te niet gedaan wordt door het gewicht van de enorm groote spriet, terwijl bovendien onder de nadeelen te rekenen zijn de moeilijkheid, ja, practische onmogelijkheid van reven: en zooals bij zware, plotseling opkomende stormen voorkomt, wanneer de scheepjes voor top en takel huistoe lenzen, de onmogelijkheid om zonder groot gevaar in een wilde zeegang de spriet te strijken. Hieraan wordt ook het verlies van de hoogaarsen in den zware storm van 1906 toegeschreven, die allen spriettuigen hadden. Het afvalwater van de Bergen-op-Zoomsche suikerfabrieken en andere industrieën werkt gunstig op het hout der scheepjes. Hoogaarsen, welke van die plaats varen, worden ouder dan ergens anders. (6) Wij komen nu in de nabijheid van het perceel, waarop wij moeten visschen. Dit is No 369 op den bol van Loodijke, lang 625 Meter, breed 200 Meter, groot 12,5 Hectare. Wij zeilen over het perceel van onzen buurman, die met een Lemsteraak voorzien van hulpmotor geladen met kleine oesters aan het zaaien is. Dit bestaat hierin, dat men, al zeilende of stoomende, de lading eenvoudig overboord zet, waarbij men zooveel mogelijktracht elke schop-vol eene dusdanige wending te geven, dat het begrip zaaien zooveel mogelijk bereikt wordt. Het maakte op ons een eigenaardigen indruk om die kostbare kleine oesters, die soms eene handelswaarde vertegenwoordigen van 1 a 3 cent per stuk, bij honderdduizenden weer aan hun element te zien toevertrouwen midden in een wilde waterplas van 18 bij 12 Kilometer, terwijl het eigendomsrecht van de plaats van zaaien en de eventuele opbrengst slechts aangeduid wordt door eenige dunne berken of eiken takken. Alles op hoop van zegen! De korren worden nu klaargemaakt om buiten boord te worden gezet. Wij visschen er met twee, sommige stoom- of motorbooten visschen met vier, soms zelfs met zes korren. Op onze vraag waarom men niet liever ééne groote gebruikte, was het antwoord, dat dit wel geprobeerd is, maar dat het dan te diep in den grond snijdt en het perceel vermoord wordt. Eene oesterkor bestaat uit een ijzeren raam, 1,20 Meter breed, van onderen plat, waaraan een vasten beugel gesmeed is aan welks oog de reep komt, die uit duims staaldraad bestaat. De onderzijde van den aan het raam bevestigden zak bestaat uit staaldraad-vlechtwerk, de bovenzijde uit zware katoenen mazen, die tezamen verbonden zijn aan het achtereinde door middel van een stok, welke dient om de kor bij het ledigen te kunnen hanteeren. Onder het staaldraad-vlechtwerk bevinden zich eenige eindjes ketting om slijtage zoo lang mogelijk tegen te gaan. De staaldraad, waaraan de kor over den grond gesleept wordt, loopt eerst door een voetblok, dat zich bevindt aan een kleinen davit op het boord der schuit, daarna door een blok aan den mastkoker en vandaar naar de lier, die zich achter op het "kot", zooals de roef hier genoemd wordt, bevindt. CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 33 Wij loopen nu op het perceel. Nauwelijks over de lijn zijnde, worden de korren vrij gezet, de fok komt neer en we drijven trekkende en stampende voor het dubbel gereefde zeil dwars door het perceel. Zoodra de schuit over de andere grenslijn is, wordt er gehaald en de inhoud in het ruim gestort. Deze bestaat echter niet slechts uit oesters groot en klein, want die zijn er slechts tot eene hoeveelheid van hoogstens 20 in vertegenwoordigd, maar voornamelijk uit doode schelpen en verder geheele flora en fauna van het Zeeuwsche watergebied. De korren worden even op het "kot" gelegd, de fok gezet en met een paar vlugge slagen weer opgekruist naar het boveneinde van het perceel, om kort daarna dezelfde manoeuvre te herhalen.tot het ruim vol is, of het tijd is naar huis toe te gaan. De wind begint iets te ruimen en we zijn nu in staat de manoeuvre, zooals die op de bijgaande schets aangegeven is, uit den treure te herhalen. Wij noteerden de volgende tijden: 8u.25m. bij A, wenden met fok bij. 8u.26m.30s. bij B korren uit. Van B naar C zeilen op 6 streken bij den wind met fok en zeil. 8u.29m. bij C gijpen (piek strijken en weer zetten en fok neer). Zeilen van C naar D van den wind met 't zeil alleen. 8u.33m. bij D korren op. 8u.34m. bij E fok bij. 8u.34m.30s. bij A weer wenden, enz. De geheele manoeuvre duurde dus ongeveer 10 minuten. Zoo walsen we den ganschen morgen, staande op de hoogaars, door ons perceel. Stootend, schokkend, stampend en slingerend, nergens veilig voor het rijkelijk overkomend buiswater. De schipper is steeds in de weer, nijdig bijtend op zijn pruim, wanneer iets niet precies naar zijn zin verloopt, maar hij heeft zijn hoogaars in zijn macht als een pikeur, die zijn in vrijheid gedresseerd paard in de manége voorvoert. Ten 9u.40m. beginnen door het wegvallende water de zwaar den op den grond aan te loopen en wordt het visschen gestaakt. We komen op het perceel ten anker om het welver diende tweede ontbijt te gebruiken. We kruipen daarom met z'n allen in 't vooronder, waarop het kleine kacheltje de dampende koffieketel reeds klaar staat, leder heeft zijn eigen brood, boterpotje en suikerbusje. Wat zijn wij Nederlanders toch individualisten. Op het voorbeeld van den schipper gaan de petten even eerbiedig af voor het gebed en begint de

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2014 | | pagina 18