ARM 4,
een Arnemuider visser
in oorlogstijd
Het vertrek
Bronnen:
Literatuur:
6 CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014
Ze waren eerder werkzaam geweest in Hansweert.
In oktober kregen zij versterking van de onderwijzer
E. van Autenboer. Toen werd ook een derde lokaal in
gebruik genomen. Het aantal leerlingen was eind 1917
gegroeid tot 107. Later was ook J. Hogerheijde aan
de school verbonden. De financiën voor deze school
verliepen eveneens via het Comité Zierikzee voor
hulpverlening aan vluchtelingen. In organisatorische
zin viel de Belgische school vanaf eind 1915 onder een
eigen comité dat in het leven werd geroepen door de
burgemeester. Dit comité hield toezicht op de school
waar volgens het Belgische leerplan werd gewerkt. Bij
deze school was de Vlaamse pater Victorinus van den
Berg betrokken, die ook zorgde voor de geestelijke
bijstand van de gezinnen, zowel in Zierikzee als in
Brouwershaven. Hij kreeg een toelage van een gulden
per dag.
Begin 1918 zaten nog ongeveer zeshonderd Belgen in
Zierikzee. Het overgrote deel van hen kreeg ondersteuning.
Eind 1918 ging het om 107 gezinnen en 37 alleenstaande
personen of, anders uitgedrukt: 365 volwassenen en 179
kinderen. In de loop van dat jaar kregen zij opdracht zich te
laten inschrijven in het bevolkingsregister. Dat gebeurde niet
in letterlijke zin want ze werden genoteerd in het zogenaamde
'Verblijfregister', bestemd voor de registratie van degenen
waarvan de vestiging een tijdelijk karakter had.
Op 11 november 1918 werd in een spoorwegwagon in het
bos van het Franse Compiègne de wapenstilstand gesloten
waarmee een einde kwam aan de oorlog. In november en
december vertrokken de Vlaamse vissers terug naar hun
woonplaatsen. Eind november sloot de school. Begin 1919
liep het aantal Vlamingen verder terug. In maart volgde het
bericht dat alle Belgen zonder bezwaar konden terugkeren
naar hun land. De Belgische regering nam de reiskosten voor
zijn rekening. De houten woningen werden in de loop van
1919 afgebroken:
Enkele vissers bleven nog in Zierikzee achter. Zo waren twee
Heistenaars in 1919 werkzaam bij de familie Schot van de ZZ 8.
In de jaren twintig vertrokken de laatste Heistenaars. Enkele
huwelijken tussen Zierikzeese jongens en meisjes uit Heist
en Zeebrugge waren het resultaat van het verblijf. Op een na
vertrokken de jongens mee naar Vlaanderen. Dat gold ook
voor enkele Zierikzeese meisjes die met hun Vlaamse mannen
meegingen.
TrtXjr
De Vlaamse vissersschepen H 37 en H 11 bij het Luitje, 1915
(Collectie GemeentearchiefSchouwen-Duiveland, nr. ZG 0211).
Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee:
Archief Gemeente Zierikzee,
inv.nrs. 3266 (Jaarverslagen, 1914-1917), 3267 (Idem, 1918),
4302 (Correspondentie, 1915, nr. 19), 4322 (Idem, 1916, nr. 19);
4344 (idem, 1917, nr. 19), 4366 (Idem, 1918, nr. 19),
4383 (Idem, 1919, nr. 34), 4375 (Idem, 1919, nr. 549);
Verblijfregisters.
Archief van het Comité tot hulpverlening aan
vluchtelingen te Zierikzee, 1914-1916, inv.nrs. 1-5.
J.P.J. Lokker, 'De grote vlucht. Belgische vluchtelingen op
Schouwen-Duiveland', in: Kroniek van het land van de
zeemeermin (Schouwen-Duiveland), jrg. 21,1996, 57-70.
C. Postma, 'Bommen op Zierikzee in 1917', in: Kroniek van
het land van dezeemeermin (Schouwen-Duiveland),jrg. 19
(1994), 69-82.
J. Schot BWzn., 'Vlaamse vissers als vluchtelingen in Zierikzee
(1914-1918)', in: Kroniek van het land van de zeemeermin
(Schouwen-Duiveland), jrg. 12,1987,83-92.
Verslag van het Provinciaal comité tot hulpverleening
aan vluchtelingen in Zeeland, augustus 1914-1 juli 1915,
Middelburg z.j.
Brecht Demasure, Visserijen de Eerste Wereldoorlog. "Den
oarienkeeft uus gered", in De Grote Rede, uitgave: Vlaams
Instituut voor de Zee, 2013, 36, 90-96.
CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 7
Peter Hamer
Het was 1912 toen de Arnemuider visser Marien van de Gruiter
naar de werf van Jan Francies de Klerk in Kruispolderhaven
toog om een nieuw schip te bestellen. De visserij op gornaet
was goed en beloofde nog beter te worden: de vangsten
namen toe en de prijzen stegen. De oude hoogaars voldeed
niet meer, die was te klein en te traag om nog echt mee te
kunnen. Twee jaar eerder had zijn collega Marinus Grootjans
op dezelfde werf een zeer snel schip laten bouwen, de
hoogaars ARM 30. Hij was als eerste op de beste visgronden
en omdat hij meestal eerder aan de afslag was dan de andere
vissers kreeg hij betere prijzen voor zijn vangst. Van de Gruiter
wilde net zo'n schip, en met de opdracht het snelste schip van
de vloot te bouwen kon De Klerk vooruit. Het schip werd in
maart 1913 opgeleverd en voldeed aan de opdracht: het was
zo snel dat er in Vlissingen en Breskens met bewondering over
werd gesproken. Maar de snelheid was niet alles: het schip was
ook heel rank en had daardoor hoog aan de wind de neiging
te duiken. Volgens Lein de Nooyer, zoon van de latere schipper
van de VLI 27 (ex ARM 30), 'zeilde hij zijn kop eronder.'
(Volgens de bepalingen van de visserijwet had elke vissers
haven zijn eigen lettertekens: ARM voor Arnemuiden, VLI voor
Vlissingen en BR voor Breskens).
De reden dat Van de Gruiter naar De Klerk ging voor zijn
nieuwe schip kan dus het schip van Grootjans geweest zijn,
het kan ook zijn dat De Klerk goedkoper was dan Meerman.
Die vroeg tien jaar eerder al tweehonderd gulden meer voor
een jachthoogaars van de zelfde lengte.
In maart 1913 werd de nieuwe hoogaars opgeleverd. Het schip
kreeg als visserijnummer ARM 4, hetzelfde nummer als de
oude hoogaars, en voldeed naar verwachting. In een interview
met dagblad De Stem in de jaren zeventig vertelde zoon Cees
van de Gruiter: 'Terwijl de collega vissers met moeite tegen
de laatste vloed op probeerden te varen om beneden het
Vlissingse havenhoofd te komen, om met de eerste eb naar zee
te komen, haalde de ARM 4 dat gemakkelijk. Ze waren meest
vlot weg om als eersten het Oostgat af te vissen.' Maar na 1912
werd de vangst op garnalen in de Westerschelde minder. De
schepen moesten steeds verder de zee op om nog redelijke
vangsten binnen te brengen.
Marien van de Gruiter
De buitenvissers zoals Van de Gruiter visten in de monding van
de Schelde en,op de banken voor de kust. De vangst werd
aan boord gekookt. Veel van de vangst ging naar Engeland
met de Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Zoon Cees vertelt:
'De garnalen werden zwaar gezouten en vaak de hele week
bewaard onder de plecht van de open hoogaars met het logies
achterop. Dan werden ze in mandjes gedaan, dicht genaaid met
een biezen deksel en afgegeven aan de mailboot, die vanuit
Vlissingen een dagdienst op Queensborough (Engeland)