Daar ontmo^ttgn^we elkaar in de vroege ochtend. 'Op het uur dat de dag met de nacht vecht, dat er 2 midzom^eeh -kouderijAyjg door de natuur gaat ontmoetten we elke 1 r daar in de kille c johtendinnist en het bedauwde gras, rerTSe vogels vlogen verschrikt op bij -rijm ^éhreeuv^Qp het uur dat de dag meen: gewonnen, dat OgUevende zic|j m* ffWestaarji verheugt, op het uur dat het jonge meisje dat dj met zijn smart verf detelde, haar hoofd optiide van haar ^ïus^n eR^^J^-ggt^^sioe^ omdat de-god 'fan de slaepwiii^an haar lege had gezeten,jppgoQd, j^jet^uur dat de god'^i? deTlFomen zijn vinger o ooglid legde zodat ze weer in een korte sluimer viel, térwijl hij haar vertelde wam s ze nooit had vermojd en dat in eeif" verwaaiende fluistering, zodat ze •orf^aken-alies-weer^/ergetéh-was. - op daf uur schacSên W\\ weer En wa| dee god van de dromen haar ook toevertrouwd' moge hebbende droomde1 toch niet van wat er tussen ons plaatsvond V\^.t (datjhij bleek werd!| Wat een wonder dat ik dat oo' ben, ik die dewrfartCQUweling, ben van hem en van zijns gelijken! Constant in Constantius - 16 oktober (843Kopenhagen BI Si haar vertelde wat Ach, wie heeft het gezien, de beelden hier gevangen... Het was er maar even, zopas was het er nog en nu, nu is het verdwenen, gewist, onherroepelijk... Ach, wie heeft het gezien en het tot zich genomen, want het was er maar tijdelijk, terloops eigenlijk, en passant- Was het er voor die bruid die zich ervoor heeft laten fotograferen, voor een fietser na achten die even opzij keek... Ach, wie heeft het gelezen en zich verbaasd over de schoonheid van de oude tekst laat op de avond... Ach, en wie heeft zich verwonderd afgevraagd wat het een met het andere van doen heeft.. Was het een bezorgde kunstenaar, toch wel wat gewend, die er geen pap van kon brouwen... En ach, waarom was het er eigenlijk en bestond het wel zo tussen valavond en de dageraad... Ach, was er een hond te bespeuren zo 's nachts rond twee, iemand die even een blik naar binnen wierp... Was het er voor een eenzame drinker, wiens wereld toch at niet helder meer was en iets voelde dat anders was... Maar ach, wie nam in die korte tijd de poëzie van het beeldrijm tot zich en liet zich meevallen in de tomeloze veelheid van de nacht.. Ach, doet het er eigenlijk wet toe dat iemand het zag en zich verwonderde en geroerd werd... Is het voor de eigenwijze nachtvogel dat het spel gespeeld werd, die het schouwspel bekeek en kraaiend weg fladderde, val dood, val dood, val dood... Ach. of toch voor dat meisje op wiens ooglid de god zijn vinger Legde, zodat ze weer in sluimer viel, terwijl hij vertelde... Ach, was het die fluistering die verwaaide, zodat alles weer vergeten was... Een droom die verbleekt in de morgen bij het ontwaken, in het zachte ochtendlicht; de verstomde fluistering in het eerste morgenrumoer, wanneer de dag aanvangt en er geen tijd meer is voor verwondering... Wanneer alles weer is wat het is en we ons langzaam storten in de wereld van de zwaartekracht, ons uitrekken en ons hoofd uitschudden, ons afvragen hoe diep we zijn gevallen, die nacht- We rekken ons uit en gaan aan de slag... Maar ach, wie heeft het gezien, het was er maar even...

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2010 | | pagina 6