m
4
Het derde punt is dat maatwerk waar ik het eerder
over had. Ik noemde de Pro deo subsidie en dat we
graag adviserende gesprekken willen voeren. Ook
als je geen subsidie krijgt kun je wel aanspraak
maken op een ateüerbezoek. Ook reiken we elk jaar
een stimuleringsprijs uit. Dat is een geld bedrag van
2500 euro, maar daar hoor je dan nooit meer iets
van. Dat vinden we jammer dus selecteren we
daarnaast nu elk jaar 4 afstuderende kunstenaars
met een enorm ontwikkelingspotentieel en ambitie.
Die krijgen dan 1 jaar lang begeleiding door een
kunstenaar. Voor alle 4 wordt een programma op
maat gemaakt en dat wordt dan ook door ons
gefinancierd. Die 4 mensen hebben dus een jaar lang
een enorm interessant programma. Sommigen gaan
naar het buitenland om zich op een specifiek aspect
van hun werk te orienteren. Anderen gaan met een
begeleider op zoek naar een auteur die over hun
werk schrijft, waardoor ze een reflectie op hun
werk krijgen.
Het vierde is de internationale oriëntatie. Landelijk is
niet interessant. We moeten de sprong maken van
lokaal naar internationaal. Als je in Den Haag woont
of werkt, alles is zo dichtbij, alles is eigenlijk voor
handen. Het is veel interessanter om vanuit die plek
een sprong te maken naar het buitenland waar
de dingen veel onbekender en de uitdagingen veel
groter zijn. Vandaar dat wij ons als organisatie
voortdurend internationaal orienteren en bedenken
wat interessante plekken en mensen zijn voor
Haagse kunstenaars en hoe we die netwerken
kunnen versterken.
Waar leidt dat allemaal toe? Landelijk gezien staat
de Haagse beeldende kunstsector er heel goed voor.
Er wordt in het land gezien dat er in Den Haag iets
goeds aan de hand is, en men vraagt zich af: wat
kunnen wij daar van leren? We worden vaak ge
vraagd te adviseren. Dat is dus een eerste resultaat.
Verder is het moeilijk om die resultaten af te lezen,
het is namelijk moeilijk te kwantificeren. Je moet
het dus kwalificeren. Maar je zou kunnen zeggen
dat als het gaat om presentatieinstellingen het
onomstotelijk vaststaat dat Den Haag landelijk het
beste scoort als het gaat om ondersteuning vanuit
de landelijke overheid. Dus als we kijken naar de
basisinfrastructuur en het landelijke Mondriaan-
fonds, die ondersteunen beiden presentatie
instellingen, dan scoort Den Haag net zo hoog als
Amsterdam in absolute aantallen, terwijl er in
Amsterdam misschien wel 3 of 4 keer zoveel
kunstenaars wonen. Dat is de hoogste score
landelijk. Dat betekent dat die aanvragen die die
Haagse presentatieinstellingen doen hartstikke
goed zijn, dat de programma's die ze maken heel
goed zijn. En dat zegt iets over him ambitie.
Het ambitieniveau is enorm omhoog geschroefd,
bij zowel kunstenaars als presentatieinstellingen.
We krijgen bijvoorbeeld steeds meer aanvragen voor
SPOTsubsidies voor ondersteuning van tentoon
stellingen van Haagse kunstenaars in het buiten
land. Toen we begonnen met SPOTsubsidies kregen
we soms wel 200 aanvragen voor tentoonstellingen
in Den Haag, dit jaar waren dat er maar 16. Dat is
een teken dat de ambitie veranderd is en dat vinden
wij heel goed. Kunstenaars worden ook veel meer
landelijk erkend, dat kun je meten. Als je kijkt over
de laatste 10 jaar. Bijvoorbeeld de Koninklijke
subsidie die vorige week werd uitgereikt, van de
4 kandidaten was er toch weer 1 uit Den Haag.
De Haagse kunstenaars scoren daar de laatste jaren
redelijk en daarvoor eigenlijk nauwelijks.
Een ander voorbeeld. De Volkskrant beeldende
kunstprijs, die bestaat nu 6 of 7 jaar, is de helft van
de keren door een Haagse kunstenaar gewonnen.
De Nederlandse afdeling van AICA, de internatio
nale organisatie voor kunstcritici, reikt elk jaar
een oorkonde uit, waarvan om de 3 jaar voor een
tentoonstelling. Een van de drie genomineerden
voor de tentoonstellingen die er volgens de critici
nationaal uitsprongen in de afgelopen 3 jaar, was
een kunstenaarsduo gerlach en koop voor een
tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum.
Dit Haagse duo heeft in het verleden heel veel
atelierbezoeken over zich afgeroepen, een ervan
jaren geleden door een conservator van het
Bonnefantenmuseum. Jaren later heeft dat geleid
tot een tentoonstelling, die nu dus leidt tot een
nominatie van zo'n AICA oorkonde.
Het is een feit dat de gemeentelijke overheid van
Den Haag de hele beeldende kunstketen structureel
ondersteunt, dus niet alleen het Gemeentemuseum,
niet alleen Stroom Den Haag, niet alleen de
educatieinstellingen, maar ook vier presentatie
instellingen krijgen structureel subsidie van de
gemeente. Dat is ook een teken van de ontwikkeling
die die sector heeft doorgemaakt.
Maar dat is niet een verdienste van Stroom.
Dat is een verdienste van de kunstenaars.
Stroom kan alleen maar de kwaliteit en ambitie van
die kunstenaars ondersteunen en stimuleren. Als er
geen goede kunstenaars zijn kan je miljoenen in een
sector pompen, maar dat heeft helemaal geen zin.
Het laatste dat ik wil zeggen is, is dat ik de hoop
heb, en dat heb ik toen ik bij Stroom begon al
uitgesproken, dat Stroom zichzelf uiteindelijk
overbodig maakt. Mijn hoop is dat de kunstsector in
Den Haag zo sterk is dat er helemaal geen stimulans
en ondersteuning vanuit Stroom meer nodig is.
Dat lijkt me een mooie zin om mee af te sluiten.
RESULTAAT