DE WERKZAAMHEDEN VAN DE BOORDIENST
Bij het ontwerpen der verschillende afsluitingen met de hierbij te bouwen havens en
kunstwerken rijst onder meer onmiddellijk de vraag naar de gesteldheid en draag
kracht van de ondergrond, terwijl tevens moet worden nagegaan waar het zand voor
de werken en de leem voor de dichtingen kunnen worden gewonnen. Het is dan ook
nodig op vele plaatsen de laagsgewijze samenstelling van de bodem vast te stellen en de
soortelijke eigenschappen van de aangetroffen grondsoorten op hun korrelgrootte,
waterdoorlatendheid, samendrukbaarheid en nog andere physische, chemische en
soms zelfs elektro-osmotische eigenschappen te doen onderzoeken.
Bij de door de boordienst verrichte boringen, betrekking hebbende op het onderzoek
naar de draagkracht van de ondergrond, zijn vele ongeroerde monsters gestoken. Deze
vormen met de overige uitslagen van de boringen en de sonderingen de grondslag voor
de door het Laboratorium voor Grondmechanica uit te brengen rapporten.
Op grond van het rapport, uitgebracht voor de werkhaven te Hellevoetsluis, zijn o.a.
de vormgeving van taluds en de werkwijze bepaald.
De rapporten, welke gevraagd zijn voor de afdammingen van het Haringvliet, het
Volkerak en de Grevelingen, zijn nog niet gereed; wel was het mogelijk reeds enige
voorlopige conclusies te trekken, waarmede in de ontwerp-bestekken rekening kon
worden gehouden.
Het aantal boringen, dat werd verricht om een inzicht te verkrijgen in de weerstand
van de bodem tegen uitschuring, bleek te moeten worden uitgebreid op grond van de
zeer grote ongelijkheid van de aangetroffen grondlagen. Dit onderzoek duurt voort.
Uit de uitkomsten der oriënterende boringen voor de leeminventarisatie in het Hol-
landsch Diep kon als zeer waarschijnlijk worden vastgesteld, dat hier zowel voor de
werken tot afsluiting van het Haringvliet als voor die in het Volkerak voldoende leem
in de bodem aanwezig is. Teneinde de juiste hoeveelheden vast te stellen en de win-
plaatsen in de betreffende bestekken te kunnen omschrijven, worden deze boringen
uitgebreid.
In verband met de studie van de grondwaterstroming door de afdeling Waterhuis
houding worden door deze afdeling aan enkele boringen bijzondere eisen gesteld,
waaronder grotere diepte en/of speciaal monsteronderzoek.
De grondboringen moeten bijna alle vanaf het water worden verricht, dat eensdeels
zeer ruw, diep en snelstromend kan zijn en anderdeels soms ook zo ondiep - mede
door de tijverschillen - dat speciaal ingerichte vaartuigen en gereedschappen moesten
worden ontwikkeld om onder alle omstandigheden te kunnen boren. Mede om deze
redenen worden de boringen voornamelijk in eigen beheer uitgevoerd. Bovendiep
wordt aan de boorvaartuigen de eis gesteld, dat zij geschikt zijn om zowel middelzware
als zware sonderingen (diepsonderingen) te kunnen verrichten. De schepen moeten
hierbij zonder merkbare beweging verticale reacties kunnen leveren van resp. 1 en 10 a
12 ton. De sonderingen worden uitgevoerd door het Laboratorium voor Grondmecha
nica In groter verband bestaat samenwerking met de Geologische Stichting te Haarlem,
het Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening en het Instituut voor Cultuurtechniek
en Waterhuishouding.
In gebruik zijn thans:
a. de tot grondboren en sonderen geschikt gemaakte Rijksbok 'Ursus' (60 ton), waar
mee op diep, snelstromend en minder rustig water geboord en gesondeerd kan
worden
b. een omgebouwd landingsvaartuig, dat in ondiep water (maximale diepte bij vloed
3 m) doch tevens droogvallend kan werken. Het sonderen kan alleen geschieden als
het schip aan de bodem ligt;
24
c. een z.g. slikbak met een diepgang van niet meer dan 0,40 m, geschikt voor boringen
en sonderingen op droogvallende slikken en platen;
d. een sleepboot en 4 motorvletten voor het verhalen van de schepen, voor het uit
zetten, het toezicht en het provianderen.
Daarnaast zijn voor de inventarisatie van leem 4 gehuurde Urker botters in 2 ploe
gen van 2 schepen werkzaam, bemand met personeel afkomstig van Urk.
Ter voorziening in de behoefte aan huisvesting van het personeel, dat met het oog
op het getij veelal een zeer onregelmatige dienst heeft, is aan boord van alle schepen,
met uitzondering van de slikbak, logiesgelegenheid geschapen. Naast de genoemde
reden dwingen het zeer geringe aantal geschikte havens in het betreffende gebied en de
zeer slechte en dus uitermate tijdrovende reisgelegenheid tot deze maatregel.
Ten behoeve van de deltawerken, met uitzondering van de stormvloedkering in de
Hollandsche IJssel, zijn in het tijdvak van 1 januari 1956 tot 1 juli 1957 de volgende
aantallen boringen uitgevoerd:
in het Haringvliet4 stuks tot een totale lengte van 85 m
in het Volkerak16 stuks tot een totale lengte van 330 m
in de Grevelingen35 stuks tot een totale lengte van 760 m
in het Hollandsch Diep149 stuks tot een totale lengte van 2250 m
in de Noord124 stuks tot een totale lengte van 765 m
in de Beneden-Merwede9 stuks tot een totale lengte van 45 m
in de Oude Maas16 stuks tot een totale lengte van 220 m
in de Krabbekreek11 stuks tot een totale lengte van 115 m
in de Brielsche Maas5 stuks tot een totale lengte van 100 m
In totaal werden derhalve 369 boringen verricht tot een gezamenlijke lengte van
ruim 4,5 km.
25