De betonnen drempel waarop de schuif komt te rusten in aanbouw Dit zaJ zich voordoen, wanneer de sluiting plaats heeft tijdens een opkomende vloed; de toe te laten hoogteverschillen zijn maatgevend voor de snelheid, waarmee de schuiven kunnen worden bewogen. De snelheid, waarmede de schuiven zich bewegen tot op het water, is bepaald op 2 cm per sec. Van het ogenblik af, dat de schuif in het water komt, wordt de bewe gingssnelheid teruggebracht tot 2/3 cm per sec. De sluiting kan dus plaats hebben binnen een half uur. De overbrugging De overbrugging van de rivier is geprojecteerd tussen de beide stormvloedschuiven en dus ook tussen het buiten- en binnenhoofd van de schutsluis. Het beweegbare gedeelte, dat boven de schutsluiskolk komt te liggen, is een bas- culebrug, die zijn draaipunt heeft aan het westelijke landhoofd. Uit verkeersoverwegingen is landwaarts van dit hoofd een tunnel geprojecteerd. De verbinding met de dijk van Schieland, ter plaatse genoemd de Ketense dijk, wordt verkregen door middel van een aarden baan. Aan de overzijde, d.w.z. aan de Krimpense kant, wordt geen aarden baan aange bracht, doch een betonnen viaduct. Men heeft deze constructie gekozen, omdat de bodem van de Krimpenerwaard weinig draagkrachtig is. Eerst op ongeveer 17 a 21 m N.A.P. treft men de vaste zandlaag aan. Het maken van een grondverbetering Voor een aarden dam zou hier kostbaarder zijn geweest dan de viaductbouw, waarop thans de keuze is gevallen. Het 560 m lange viaduct bestaat uit een gewapend betongedeelte en een voorge spannen betongedeelte. Het viaduct ligt onder een helling van 1 42 y2. De vaste stalen brug, waarmee de 80 m brede opening wordt overspannen, wordt uitgevoerd met een stalen rijvloer, waarop een asfalt-slijtlaag wordt aangebracht. De bovenkant van de rijvloer ligt op 9,87 m N.A.P.de constructiehoogte bedraagt ongeveer 1,00 m. De rijvloer wordt 7 m breed; buiten de hoofdliggers worden paden uitgekraagd voor rijwiel- en voetgangersverkeer. De uitvoering De werken worden uitgevoerd in het winterbed van de rivier, d.w.z. tussen de hoog- waterkerende dijken. Deze bevinden zich ter plaatse op een onderlinge afstand van rb 200 m. De stroomgeul is ter plaatse gericht langs de dijk van de Krimpenerwaard. Tussen de stroomgeul en de dijk van Schieland bevinden zich de z.g. zellingen. Omdat ge bleken was, dat de ondergrond van deze zellingen zeer weinig draagkrachtig is, werd besloten tot een grondverbetering. Daartoe werden eerst baggerwerken verricht, waarmede op 15 januari 1954 werd begonnen, dus reeds binnen een jaar na de stormvloed van 1953. Dit baggerwerk had feitelijk een tweeledig doel, aangezien ter plaatse tevens de oever moest worden terug gebracht om de stroomgeul van de rivier tijdelijk te kunnen verleggen. Dit tijdelijk verleggen van de stroomgeul was nodig om in de rivier bouwputten te kunnen maken, waarin de drempels werden vervaardigd. Op deze wijze werden de beide drempels gemaakt over een lengte van 55 m. Voor iedere drempel werden twee bouwputten gemaakt, zodat de uitvoering van de drem pels geschiedde in vakken van 27,50 m. De verdere afbouw van de drempels geschiedt binnen de na te noemen bouwputten. Inmiddels werd een aanvang gemaakt met het heiwerk, dat moest worden verricht tot het verkrijgen van de bouwputten, waarin de overige werken worden gemaakt. Aan de westelijke oever op de plaats waar de baggerwerken in de zellingen waren verricht, was inmiddels zand aangebracht, dat uit de rivier nabij Rotterdam was ontleend en dat als bestemming heeft om uiteindelijk deel uit te maken van de aarden toerit aan de westzijde. Voordien is dit zandplateau echter in gebruik genomen als werkterrein. Nadat de drempels over een lengte van 55 m waren voltooid, kon de stroom van de rivier weer worden teruggebracht in zijn aanvankelijke bedding en kon de tijdelijke omlegging aan de westzijde door het heien van stalen damwanden verder worden af gesloten. Hiermede werd het stadium verkregen, waarin onafhankelijk van elkander aan beide oevers aan de kunstwerken kon worden voortgegaan. Aan de westzijde kon aldus een bouwput worden gemaakt voor de bouw van de schutsluis en aan de oostzijde kon een bouwput worden gemaakt voor de hoofden, waarop de torens komen te rusten en voor het landhoofd van de brug. 32 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1957 | | pagina 18