golven, zoals hoogte, lengte en periode enerzijds en de factoren, die de golfbeweging
veroorzaken of beinvloeden, zoals windkracht, windduur en strijklengte, waterdiepte
en bodemrelief anderzijds. Onze kennis is hier echter nog niet in alle opzichten toe
reikend om een voldoend antwoord te kunnen geven op alle belangrijke vragen die
terzake i.v.m. de deltawerken zullen worden gesteld. Niet alleen zijn de formules en
berekeningsmethoden nog voor verbetering vatbaar, doch bovendien zijn voor de
toepassing daarvan op bijzondere gevallen, aanvullende waarnemingen in het betrok
ken gebied nodig, opdat voldoende rekening kan worden gehouden met de plaatselijke
omstandigheden.
Dit laatste geldt vooral in het deltagebied, waar de golfbeweging een zeer grillig karak
ter vertoont, zowel als gevolg van de wisselvallige winden, als ook door de belangrijke
invloed, die de ondiepe zeebodem met zijn geulenstelsels en bankcomplexen op deze
beweging uitoefent. Het golfpatroon in onze zeegaten is hierdoor gecompliceerd en
brandingsverschijnselen spelen er een belangrijke rol. De golfbeweging laat zich hier
dan ook niet in enkele formules vangen.
Deze gecompliceerdheid van het golfpatroon maakt ook het meten van de golfbewe
ging moeilijk. Waarneming op een bepaald punt geeft hier nl. slechts een beperkte
informatie; men zou een groot oppervlak ineens moeten aftasten om een duidelijk in
zicht in het geheel der golfbeweging te krijgen.
Puntmetingen hebben dus slechts een beperkte waarde, temeer omdat zij alleen hoogte
en periode van de golfbeweging geven, niet de lengte en de richting. Toch geven zij
belangrijke inlichtingen, vooral indien zij tegelijkertijd op meerdere markante plaatsen
in een golfveld geschieden. Bovendien is het de eenvoudigste methode om kwantita
tieve gegevens over de golfbeweging te verkrijgen.
De eenvoudigste puntmetingen zijn visuele waarnemingen vanaf de vaste wal aan een
binnen het gezichtsveld opgestelde baak. Op deze wijze worden in het deltagebied reeds
sinds kort na de ramp van 1953 regelmatig waarnemingen verricht.
Uiteraard kon op deze wijze slechts een smalle strook langs de kust worden bestreken
en bleef zich het grootste deel van de wateren in het deltagebied aan de waarneming
onttrekken. Een belangrijke stap vooruit betekende daarom de oprichting van een
aantal zware, van een vertikale verdeling voorziene palen waardoor ook de golfbewe
ging midden in de zeegaten gemeten kan worden.
Deze puntmetingen worden aangevuld door metingen met een mobiele drijvende golf-
baak, waarmede vanaf een vaartuig op elk gewenst punt visuele golfwaarnemingén
kunnen worden verricht.
De met het hierboven geschetste eenvoudige instrumentarium verrichte visuele waar
nemingen hebben slechts een beperkte nauwkeurigheid. Bovendien kunnen de waar
nemingsperioden slechts kort zijn, daar het aflezen der opeenvolgende golfhoogten,
door de daarvoor vereiste scherpe concentratie van de waarnemer, zeer inspannend is.
Voorts kunnen deze metingen, voor zover zij vanaf een vaartuig moeten geschieden,
slechts verricht worden bij niet te zware zeegang; waarnemingen 'snachts en bij storm
zijn op deze manier uitgesloten.
Wegens deze beperkingen van de visuele metingen kunnen registrerende instrumenten
niet worden ontbeerd, en er zijn dan ook in de laatste jaren verscheidene types registre
rende golfmeters tot ontwikkeling gekomen, berustende op verschillende principes.
Sommige leggen de verticale beweging van het wateroppervlak vast, andere geven de
6
Radarbeeld van het golfpatroon in het Haringvliet in de omgeving van de bouwput
verandering van de hydrostatische druk weer, die door de golven in het water wordt
veroorzaakt.
Het instrument van de eerste categorie dat tot dusverre de grootste toepassing heeft
gevonden is de door de directie Algemene Dienst en Waterhuishouding van de Rijks
waterstaat ontwikkelde golfschrijver met vlotteraandrijving. Verder zijn in bedrijf
enkele zg. elektrische contactmeters, bestaande uit een vertikaal opgestelde baak van
niet geleidend materiaal, waarin op korte, regelmatige afstanden contacten zijn ge
monteerd. Bij onderdompeling van een bepaald contact wordt de bijbehorende stroom
kring gesloten, waardoor het mogelijk is de vertikale waterbeweging van contact tot
contact, dus trapsgewijs, te volgen. In samenwerking met de Technisch-Physische
Dienst T.N.O. wordt dit systeem thans geschikt gemaakt voor radiografische over-
BOUWPUT
f
1