afzonderlijk gedetailleerd weer kan geven. Het eerste model is het zogenaamde IMPLIC- getijdemodel. Het gehele geulenstelsel in de Oosterschelde en bij de monding is in dit model in een netwerk van takken geschemati seerd; ook zijn er secties die de stormvloedke ring en de sluitgaten voorstellen. Aan de genoemde takken zijn kenmerkende afmetingen toegekend, zoals diepte, lengte en waterstandafhankelijke breedte, alsmede factoren die aangeven hoeveel weerstand het water ondervindt wanneer het erdoor stroomt. Deze waarden zijn vastgesteld aan de hand van natuurmetingen. In de secties die de stormvloedkering en de sluitgaten voorstellen, kunnen de openingen opgegeven worden en de afvoereigenschappen die daarbij horen. De afvoercoëfficiënten van de drie secties van de stormvloedkering zijn 466 bekend uit eerder gehouden fysische model- proeven en metingen in de natuur bij de voltooide kering. De afvoereigenschappen van de sluitgaten zijr vastgesteld in het verderop beschreven model WAQUA. Wanneer aan IMPLIC opgegeven wordt welke waterstanden op zee verwacht worden, met de verwachte windsnelheden en richtingen, dan kan het model de getijbeweging op het Oosterscheldebekken berekenen, afhankelijk van de ingestelde opening van de stormvloed kering, en de debieten door elk sluitgat, afhankelijk van de bouwfase. Het model geeft dus niet en detail aan hoe het water ter plaatse van het sluitgat stroomt. IMPLIC is in de loop der jaren regelmatig gecontroleerd met allerlei metingen op de Oosterschelde; het model heeft herhaaldelijk Fig. 5. Vergelijking van WAQUA-resultaten (boven) met dezelfde situatie in het fysisch model De zandsluiting van het Slaak Fig. 6 Alternatieve mogelijk heden voor de zandsluiting van het Tholense Gat, met bijbehorende bouwfasen bewezen volkomen geschikt te zijn voor de berekening van de getijbewegingen op het bekken. Meer gedetailleerde informatie over de waterbewegingen in en rond de sluitgaten wordt verschaft door het model WAQUA. In dit computermodel wordt de geometrie van het beschouwde gebied naar bodemligging e i oeverlocaties via een puntenrooster vastge legd. Het model kan voor elke maas van het rooster de waterstand berekenen, alsook de stroomsnelheden tussen de mazen. WAQUA kan de snelheden en het waterstandsverloop dus in twee richtingen beschrijven. Voor de snelheden worden de over de diepte gemid delde waarden gebruikt. Uit de berekeningsresultaten van WAQUA zijn ook de reeds genoemde afvoercoëfficiënten van de sluitgaten af te leiden. WAQUA is een

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 24