wm GEDRAINEERDE ZANDAANVULLING +7.00 H.B.W. - 5.70 G.H.W. +2.26 N.A.R G.L.W. =-2.10 LB.W -3.50 ONDERWATERBETON Fit 2. Principe van de re jurbemaling 3. Doorsnede van een skolk Vc rrbereidingen voor het in: epen van zinkers vo gende oplossing: de noordelijke zinker kc nt direct ten zuiden - op grondmechanisch ve ige afstand - van de Vlaketunnel, de zu delijke zinker even ten noorden van de ni' uw te bouwen geleidewerken voor het ni uwe sluizencomplex. Een kruising ter pl atse van de geleidewerken is wel overwo gen, maar wegens de kwetsbaarheid van de zii kers bij reparaties aan de geleidewerken af gwezen. Tl ;sen de nieuwe zinkers en de bestaande Ie ingen dienen verbindende landleidingen he systeem te completeren. In overleg met de Planologische Werk Commissie is een tr: gekozen dat de lengte van de nieuwe la: dleidingen zoveel mogelijk beperkt. Ten ocsten van het nieuwe kanaal leidt dit tot een lei iingenstrook direct naast de nieuwe ka iaaldijken. Aan de westzijde werd gekozen voor een tracé zo ver mogelijk van de bebou wing van Hansweert-West en van Schore. Na deze tracé-bepaling heeft de Rijkswaterstaat het zakelijk recht gevestigd voor de nieuwe landleidingen. De technische uitwerking van de plannen voor de aanpassing van de transportleidingen tot een leidingen-bestek werd in 1984 voltooid. Na instemming van de leidingbeheerders, de Rijkswaterstaat en de Provincie Zeeland, in haar kwaliteit van toezichthouder op de waterkeringen, werd het bestek aangeboden aan een aantal geselecteerde deskundige aannemers. Het bestek werd gegund aan de laagste inschrijver, de Nederlandse Ballast- maatschappij. Begin 1985 werd met de werkzaamheden begonnen. Voor het inbrengen van de zinkers werd gekozen voor de methode van inslepen. Het alternatief, afzinken met behulp van bokken, werd afgewezen omdat ten zuiden van de Vlaketunnel geen langs het water gelegen bouwplaats aanwezig was voor de opbouw van de zinkers. Een bouwplaats ten noorden van de Vlakebruggen zou de afmetingen van de bokken wegens de passage van de Vlakebruggen sterk beperken. Bij het kruisen van de eerste waterkeringen, de nieuwe kanaaldijken, moeten de leidingen in de dijken zo hoog liggen dat het bovenste punt altijd boven de maximaal te verwachten waterstand blijft. De Oosterschelde achter de stormvloedkering kent een maximale vloed stand van N.A.P. +3,50 m. In de kanaalbodem dient boven de zinkers minimaal 3 m gronddekking te zijn, zodat scheepsankers geen beschadigingen aan de leidingen kunnen veroorzaken. De bovenkant van de zinkers in het kanaal ligt dan ook op 487

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 45