PLANTENGROEI IN DE GROESCHE DUINTJES SINDS 1987 Sinds 't Duumpje, in samenwerking met de Stichting Landschapsverzorging in 1987 het beheer van de rietvelden in de Groesche Duintjes ter hand heeft genomen, hebben zich enkele opmerkelijke veranderingen in de plantengroei voorgedaan. Roelof Bijl, medewerker van de Stichting Landschapsverzorging Zeeland heeft deze veranderingen gevolgd. BEHEER HEEFT SUKSES 12 Vanaf 1987 is de vegetatie in de riet velden door mij gevolgd. Het eerste bezoek staat me nog levendig voor ogen. Het gebied was alleen toegankelijk met lieslaarzen, omdat het water tot boven kniehoogte stond. Wat ik aantrof was overjarig riet, dat meer dan 2 meter hoogwas. Op de minder natte plekken ging de vegetatie over in Oeverzegge, of een ruigte vegetatie met akkerwinde. Waar het riet niet al te dicht stond, groeide in het water ook klein kroos. Tussen de ruigte groeide ook sporadisch blauw glidkruid, moeraszuring en akker distel. De eerste beheersmaatregel, waarmee in 1987 gestart werd, bestond uit het maaien van een gedeelte van het riet veld in het westelijk deel, en het rooien van wilgstruweel in het oosten. Het verschil in aanpak zorgde ervoor dat de twee deelgebieden een andere ontwik keling hebben doorgemaakt. Vandaar dat ik deze twee gebiedjes apart bespreek. het westen Reeds één jaar na het maaien liep het rietaandeel sterk terug. Na 4 jaar blijkt het riet nog maar nauwelijks enige bete kenis te hebben. De oeverzegge over heerst. Dankzij het maaien is het aantal plantensoorten sterk toegenomen. In 1987 waren er 10 soorten in het riet veld, in 1991 was het aantal opgelopen tot 31In 1980 werd door medewerkers van de PPD de rietorchis gevonden. Nadien is de soort nooit meer terugge vonden. Het is dan ook verheugend dat in het vooijaar van 1991 een enkel exemplaar van deze orchidee is gevon den op bijna dezelfde plaats als in 1980. Opmerkelijk is verder dat de gele lis in dit stukje al 4 jaar wordt aangetroffen, zonder dat het zich uitbreidt. Soorten als watermunt, kale jonker, moeraswalstro, ruw beemdgras en heelblaadje breiden zich uit. Een nieuwkomer in dit gebied is het puntmos, die we in veel duinvalleien aantreffen. het oosten Gedurende 2 achtereenvolgende jaren hebben studenten van de Erasmusuni- versiteit uit Rotterdam hier wilgen (grij ze wilg) gerooid. Een zwaar en lastig karwei. De wortels blijven weliswaar ondiep, maar zijn erg vertakt. De stron ken moeten volledig verwijderd worden, omdat de maaibalk hier anders op stuk loopt. In feite gaat het hier om een kom- plete kaalslag, waarbij de modderige bodem wordt omgewoeld. Het eerste jaar na het rooien zag ik een massale kieming van de egelsboter bloem. Door de afwezigheid van kon- kurrentie gedijen het zompvergeet-me- nietje, watermunt, glad walstro en wolfs- poot met hier en daar penningkruid, bij zonder goed. Oeverzegge breidt zich steeds verder uit, omdat het geen kon- kurrentie van riet ondervindt. Vrij kort daarna vestigden zich de eerste pollen zwarte zegge. In 1990 vond ik een zegge, die sterk leek op de zwarte zegge, maar naar beneden krullende bladran den had. Het bleek de stijve zegge te zijn, waarvan in Zeeland slechts 3 vindplaat sen bekend zijn. Om zekerheid te krij gen heb ik materiaal naar Chiel Jaco- busse opgestuurd, die de vondst beves tigde. Uit literatuuronderzoek blijkt dat de stijve zegge vroeger ook in de Groe- sche Duintjes heeft gestaan. De begroeiing is na 4 jaar wat stabieler geworden. Het ziet er naar uit dat dit gedeelte ongeveer dezelfde vegetatie- struktuur krijgt als het westelijke gebied. Wat mogen we in de toekomst verwach ten? Na 4 jaar maaibeheer kunnen we vaststellen dat de soortenrijkdom is toe genomen in de voormalige rietvelden. Het is niet duidelijk of dit verder zal stijgen. Door een ander maaitijdstip te kiezen kan men hier achter komen. Bovendien wordt het gebied sinds 1990 In het artikel van Rudolf Bijl wordt al melding gemaakt van de terugkeer van de rietorchis in de Groesche Duintjes en de vondst van andere bij zondere planten. Lucien Boerjan, op zoek naar amfibieën zag vorig jaar in één van de nieuwe gegraven putten de kamsalamander! We zijn benieuwd wanneer we de boomkikker kunnen horen roepen. Komende winter zal de planten- werkgroep verslag doen van haar inventarisatiewerk in dit gebied. De gezamenlijke inspanning van de Stichting Landschapsverzorging Zeeland, het consulentschap Natuur-, Milieu- en Faunabeheer, het waterschap en vooral van de vrijwilli gers is dus niet tevergeefs geweest. En we staan in feite nog maar aan het begin van een ontwikkeling, waarbij in goede samenwerking en begrip voor elkaar prachtige resultaten behaald kunnen worden. Sjaak Herman begraasd met runderen en schapen. Het is niet duidelijk of een dergelijk graas- beheer de verdere vegetatieontwikkeling zal beïnvloeden. Ik heb wel gemerkt dat het vee het liefst de oude zeedijk be graast en minder de zeggemoerassen. Vooralsnog zal het maaibeheer een be langrijke beheersmaatregel blijven. Roelof Bijl

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1991 | | pagina 14