Op verschillende plaatsen troffen we in de mestlagen verfresten aan.
In de Jachthuis straat woonde mogelijk een leerbewerker, gezien de tal
rijke leerresten die we daar aantroffen.
Naast schoeisel werden daar mogelijk kleren en paardetuig vervaar
digd. Dicht in de buurt van de overige leervondsten werd nog een vrij
gaaf schoentje gevonden uit 1300.
Het bovenwerk van dit schoentje was uit 1 stuk gesneden, lengte circa,
27 cm, grootste breedte 10 cm. De zool was oorspronkelijk met grof
getwijnd garen aan het bovenleer verbonden; tijdens de opgraving is het
stiksel echter losgeraakt.
Vanaf de teen tot half de schoen bestond de zool uit 2 lagen, waarvan
de bovenste half op de onderste was vastgenaaid, misschien een repa
ratie. Het was duidelijk een links exemplaar, vermoedelijk een vrou
wenlaarsje van vrij zacht leer. Aan de buitenzijde 2 cm van de
bovenrand was een versiering, door middel van een leren veter aange
bracht. De sluiting bestond uit een vermoedelijk houten pennetje met
een leren strik.
De zojuist beschreven periode van welvaart duurde tot in het begin van
de 16e eeuw, daarna ontstond er een algehele teruggang. De wolhandel
verliep en de streek verarmde. Een dieptepunt was ongetwijfeld het
drie maanden durende beleg van Goes door de watergeuzen onder hun
hoofdman Jérome Seraerts in 1572.
In Kloetinge klaagde men enkele jaren later dat "er weinig huizen van
fatsoen in het dorp zijn, vermits de beste helft en de voornaamste hui
zen in het jaar 1572 door de rebellen afgebrand zijn" (v.d. Spiegel His
torie satisfactie blz. 175). Van deze brand waren in de rioolsleuven
langs de vate de sporen nog duidelijk zichtbaar. De huizen die oor
spronkelijk langs het haventje stonden werden daarna niet meer opge
bouwd.
Het is opvallend dat in de sleuven aardewerkscherven uit de 17e eeuw
weinig voorkomen. Majolica'ontbreekt geheel. Toch neemt daarna de
welvaart weer snel toe. Kloetinge wordt weer groter. Van het verval
len haventje wordt een fraaie vate gemaakt met gemetselde wanden. De
kerk en de toren worden gerestaureerd, en in de kerkring worden enke
le fraaie huizen gebouwd. Van oude moppen bouwde men een stevige
muur rondom het kerkhof, waarvan we de fundamenten nog vrijwel ge
heel intakt aantroffen.
Tot slot is nog vermeldenswaard dat op de hoek van de Peperstraat een
waterput werd aangetroffen, die geheel was opgemetseld uit secundair
verwerkte moppen. De diepte reikte tot in de oorspronkelijke zeebodem.
Uit deze waterput kwamen enkele fraaie waterkannen uit 1600 te voor
schijn.
Resumerend kunnen wij stellen dat Kloetinge een groot gedeelte van zijn
geschiedenis in zijn bodem heeft bewaard, door toevallige omstandig-
22