BIJLAGE 9
Instructie voor de bediening van het orgel, vastgesteld door kerkvoogden d.d. 7 november 1904.
Notulenboek van de kerkvoogdij 1899-1934. (RAZ. AKVH. Voorl. nr. 7).
..Art. 1
De organist is verpligt bij elke openbare Godsdienstoefening op zon- (en) Chr. feestdagen zijn dienst als zoodanig te vervullen.
Art. 2
Hij zorgt bijtijds aanwezig te zijn opdat de Godsdienst op tijd kan aanvangen.
Art. 3
Na den Godsdienst zorgt hij dat het orgel behoorlijk gesloten wordt en geene registers blijven openstaan.
Art. 4
In(dien) de organist door ziekte of ongesteltheid verhinderd wordt zijn werk te verrichten, geeft hij (zo) spoedig mogelijk
daarvan kennis aan President-kerkvoogd of Predikant.
Art. 5
Bij afwezigheid met vacantie geeft hij minstens 8 dagen te voren kennis aan den President-kerkvoogd of Predikant wanneer
die afwezigheid zal plaats hebben.
Art. 6
Hij laat geen ander voor hem het orgel bespelen van wien hij niet weet dat die er bekwaam voor is en dit mede onder goedkeu
ring van President-kerkvoogd."
190