MR. A.J. GOEDMAKERS "Sardnedju (sacré nom de Dieu). bliksemse kwajongen, schaam je je niet om mij zo'n mal figuur te laten slaan Maar het zoontje trok een gezicht alsof hij van de Prins geen kwaad wist. Prille was een bekend meisje van lichte zeden (36). Volgens zijn kleinzoon was de griffier een ijverig man. Hij verdeelde zijn tijd tussen de uitoefening van zijn functies en de boekenstudie. Zijn bibliotheek bevatte standaardwerken op juridisch, medisch en literair gebied. Zijn voornaamste ontspanning bestond in een dagelijkse wandeling, een partijtje schaken en het drinken nu en dan van een glas bier. gepaard met het eten van een gedroogd scharretje in de herberg "ln de Laatste Stuiver" even buiten aan de havenkant tegenover "Tussen Twee Poorten" (37). De functie van griffier van het kantongerecht Heinkenszand heeft van Renterghem tot 1838 bekleed en de functie van griffier van het kantongerecht van Goes tot aan zijn dood in 1840 (38). Uit de verhalen van de kleinzoon blijkt dat Albert van Renterghem op 15 december 1840 op de volgende wijze aan zijn eind is gekomen. In de voormiddag is hij naar de visafslag op de turfkade van Goes gegaan, met een kabeljauw in een netje is hij naar huis teruggekeerd en toen is hij op de stoep van zijn woning in elkaar gezakt, dodelijk getroffen door een beroerte (39). 5. De eerste burgemeester van Heinkenszand. In de jaren 1807-1808 was de in par.4.1 genoemde rechterlijke organisatie uit Frankrijk voor Nederland in vergevorderde staat van invoering (40). Ook in navolging van de Franse inrichting werden in deze twee jaren plaatselijke besturen aan "koninklijke ambtenaren" opgedragen, waaronder voor de Nederlanders tot dusverre onbekende burgemeesters en wethouders (41). Zo was van 1807 tot 1813 de eerste burgemeester van Heinkenszand: Job Minnaart (42). In de akte van 27 december 1811 wordt de benoeming van een voogd vermeld die slechts wordt aangeduid met "burgemeester van Heinkenszand" zonder vermelding van zijn naam (43). Uit de akte van 12 juni 1812 blijkt dat, omdat het dezelfde voogd betreft - die inmiddels is overleden - deze de naam Job Minnaart draagt (44). Wellicht was hij de Job Minnaart die met zijn zuster Elisabeth de kinderen waren van Comelie Barthe Kloosterman. Laatstgenoemde was na de dood van vader Minnaart, van wie de voornaam niet uit de akten te kennen is, hertrouwd met Antonius Braam (45). Uit de familieraad van 15 mei 1812 blijkt dat Job Minnaart op 13 april 1812 is overleden (46). Zijn vrouw Comelie Geluk bleef achter met drie minderjarige kinderen; Marie Marquerite, Aachtje en Marin. Job's broers - of waren dit halfbroers? (dus niet van dezelfde moeder. Cornelie B.Kloosterman) - waren genaamd; Jan. Pieter en Jacques en waren alle drie landbouwers. Zij beslisten mee over Job's minderjarige kinderen. In een aantal akten wordt gesproken van "het gemeentehuis bewoond door Hendrik Minnaart" of "het huis der gemeente op de dorpe Heinkenszand" en "a Tauberge de Job Minnaart" (47). Hieruit blijkt dat in 1812 een herberg als gemeentehuis diende. Pas veel later werd aparte ruimte voor gemeenteraadsvergaderingen aangekocht (48). 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1993 | | pagina 102