METEN MET TWEE MATEN
Twintig jaar na het tot stand komen van zijn Claddebouck maakte Eversdyck zijn Proportien gereed
voor publicatie. Hij koos daarbij een ander maatsysteem: I Blooise roede 100000 eenheden, zulks
in navolging van Dou.
De bronnen van Eversdyck.
Door de getallen uit de Proportien te herleiden tot voetmaten volgens het systeem van het
Claddebouck, kunnen we enkele bronnen achterhalen. In de marge verwijst de auteur naar zijn boek
L, een werk dat niet meer bekend is. Daar waren misschien meer bronnen te achterhalen.
We komen uiteindelijk tot de volgende uitkomsten (8):
Maat
Herleide
Vermelding
Bron volgens
voetmaat
Claddebouck
Claddebouck
Bloysch
1583,3
1583,3
Eigen meting
Amsterdam
1493,3
1492
Antwerpen
1504,8
1504,8
Marcus Anthonissen
Briel
1718,6
1718,6
marge 57 r.
Breda
1499,4
1492,6
Brussel
1477,4
1477,4
Jean des Moulins
Goyland
1542,1
1538,8
Leeuwarden
1724,5
1724,4
Jan Sems
Putten
1792,9
1792,9
marge 57 r.
Rijnland
1655
1655
vele informanten
Schouwen
1638,3
1638,3
Eigen meting
Z-Holland
1737,8
1737,8
marge 57 r.
De eigen metingen heeft Eversdyck opt Stathuys ter Goes verricht.
Jean des Moulins en Marcus Anthonisse waren Zuidnederlandse bouwmeesters, die de opbouw van
de in 1618 gedeeltelijk afgebrande Grote Kerk te Goes leidden.
Jan Sems was landmeter in Friesland, hij bepaalde de grens met Drenthe die dwars door een
veenmoeras liep: de Jan Sems-Iinie.
De getekenende voetmaten.
Op folio 22r. en 56v. van het Claddebouck heeft Eversdyck hele en halve voetmaten getekend. De
hele voeten plaatste hij evenwijdig met de lange zijde van de bladzijde en de halve voeten
evenwijdig met de korte zijde.
Halve voeten komen in millimeters overeen met de opgaven van de betreffende maten in de
literatuur, de hele voeten zijn iets korter dan de gangbare lengten. Dit zou een gevolg van krimpen
van het papier kunnen zijn. Nemen we een krimp van 1% aan, dan krijgen we wèl
overeenstemming.
59