L.J. MOERLAND 2. Brief aan en vriend. Wij hebben de hand weten te leggen op nog een ego-document uit die tijd. namelijk een brief van een Goesenaar aan vriend in Amsterdam. Het stuk heet: "Copeije van een brief, geschreven aan een vriend tot Amsterdam houdende een kort verhael van hetgeene sich omtrent de saeken van de Stadt Goes heeft toe-gedragen". In de brief wordt de hierboven vermelde strijd tussen de baljuw en Adolf Westerwijk door deze Goesenaar uit de doeken gedaan. De vriend uit Amsterdam heeft gevraagd of het waar is. dat Goes door troepen van Koning Willem III is bezet. De Goesenaar begint dan omstandig uit te leggen, wat de oorzaak van deze bezetting is. Toen de machtsstrijd steeds heviger werd heeft men de Westerwijk-faktie nog proberen te lijmen met het volgende voorstel: Aan de kant van Adolf Westerwijk wordt een burgemeester en twee schepenen toegevoegd en aan de kant van baljuw Cornelis Eversdijk worden twee schepenen toegewezen. Verder komt de verzekering, dat Westerwijk in 1693 wederom burgemeester zal worden. Adolf Westerwijk wenst hier echter niet op in te gaan. Daarop schrijft de stadhouder de brief aan de Magistraat van Goes met het verzoek de wetsvermaking. dus het verkiezen van een nieuwe magistraat, niet te laten doorgaan en de oude te laten zitten. Zoals wij al gezien hebben trekken Westerwijk en zijn kornuiten zich hier niets van aan. Op 29 juni wordt de wetsvermaking gewoon doorgezet, tot grote woede van de baljuw en zijn aanhang. Ondanks dat men "s morgens in het college van burgemeester en schepenen had besloten in overeenstemming met het bevel van de koning niet met de wetsvermaking door te gaan. De koning weet niet beters te doen dan troepen naar stad te sturen. Volgens de briefschrijver is dit alles wel te begrijpen van de koning. Er was immers een resolutie aangenomen in het college van burgemeesters en schepenen waarin gesteld werd dat de wetsvermaking niet door zou gaan. Maar onder druk van de bevolking is deze resolutie niet uitgevoerd. Om verdere onlusten in de stad te voorkomen, stuurt de stadhouder nu troepen. Deze worden echter niet in de stad gelaten door de magistraat op grond van de al hierboven genoemde overeenkomst van 1577 met Willem de Zwijger. De magistraat schrijft een brief terug aan de koning-stadhouder, ondertekend door Adolf Westerwijk, waarin men geenszins genegen is om aan de koning tegemoet te komen. De regenten voelen zich sterk, omdat ze de bevolking achter zich hebben. Een delegatie van de magistraat gaat naar de troepen en vraagt of men zich in toom wil houden. De magistraat wil via onderhandeling tot overeenstemming komen met de koning-stadhouder. Deze handelswijze wordt door de briefschrijver ten scherpste veroordeeld. Volgens hem is Goes erop uit om andere steden in de Républiek te besmetten met haar handelswijze en op deze manier een algemene opstand te bewerkstelligen. Op deze manier kunnen de particuliere belangen van de stad veel beter behartigd worden. De briefschrijver is een andere mening toegedaan dan de stad. Door dit gewroet kan volgens hem de stad alleen maar benadeeld worden en de vijand bevoordeeld. In de brief komt ook tot uiting dat de stad het sturen van de militie heel anders voorstelt dan de koning. De troepen worden door de koning naar Goes gestuurd om orde in de stad te herstellend 12) maar de stadsmagistraat zegt dat ze het gehele eiland Zuid-Beveland onveilig maken en overal inbreken en roven. De briefschrijver verklaart dit voor onzin, omdat de troepen zich zeer gediciplineerd gedragen. Hij verklaart ook aan zijn vriend, dat hij hem deze brief schrijft, omdat hij weet dat er pamfletten door het land gaan, die de zaak van de prins in een verkeerd daglicht stellen! 13). De troepen worden dan ook niet in de stad gelaten op 13 augustus, omdat men meer om de gerechtigheden van de stad Goes geeft, dan om het respekt voor zijne majesteit. Zoals wij al gezien hebben is men wel geneigd de troepen te provianderen, maar niet om ze in de stad te laten.14). In tegenstelling tot de dagboekschrijver, die in zijn schriftuur geen partij trekt voor welke groep dan 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1993 | | pagina 78