DE STICHTING VAN HET FORT EN DE KERK VAN BATH
VV
tijdelijk onderkomen één van de lege
barakken bij het nieuwe fort ter
beschikking gesteld141. De maand daarop
komt het verzoek binnen van Francois
Delzenne, gewezen winkelier te Lillo, om
vlak bij het toekomstige huis van de
ontvanger van de Zeeuwse invoerrechten,
of bij de ingangspoort, een huis te mogen
bouwen om daarin zijn zaak voor
Architect Coenraad Kaijser 1750-1824) naar een
tekening vervaardigd door J.Perkois.
RAZ, Zelandia Illustrata IV-493.
„y scheepsbenodigdheden voort te kunnen
zetten - al spoedig gevolgd door dat van
een zekere Comelis Roelands, om binnen
de wallen van Bath een herberg te mogen
beginnen35'. Zij kregen te horen, dat hen
door de Zeeuwse landsfabriek, Coenraad
Kayser (1750-1824), een stuk grond ten
behoeve van woning en nering zou
i worden toegewezen361.
Dit duurde overigens wel even, omdat
Gecommitteerde Raden eerst van de Raad
van State wilde weten, welk terrein binnen het fort voor de van generaliteitswege te
bouwen kazernes etc. gereserveerd diende te blijven, tevens vergezeld van het verzoek om
te mogen weten of het college al besloten heeft om het fort na de voltooiing ervan aan
Zeeland over te dragen"1. De Raad van State had daarop op 4 mei haar bereidheid daartoe
bevestigd - zonder evenwel een concrete datum te noemen - en tevens verklaard, het van
de opvattingen van de Staten-Generaal te zullen laten afhangen, of buiten de een maand
eerder aanbestede gebouwen ook nog op generaliteitskosten een kerk zou worden
opgetrokken. Voor de locatie van de kazernes en andere gebouwen werd daarbij verwezen
naar de tekening van het fort van De Freijtag38'. Daarop hadden Gecommitteerde Raden,
omdat daartoe moeilijk op de afdoening daarvan gewacht kon worden, op 31 mei besloten
om alvast de gevraagde erven aan de daarin geïnteresseerde particulieren uit te geven39'. Op
6 augustus 1787 zorgen de Staten voor een fatsoenlijke regeling van deze uitgifte voor de
toekomst, waarbij de landsfabriek met de uitvoering wordt belast401.
Al even eerder hadden de Zeeuwse Staten ingestemd met het verzoek van de Admiraliteit
van Zeeland, om voor de inners van de in- en uitvoerrechten op de Schelde te Bath
kantoren en woningen te bouwen4". De belanghebbenden laten vervolgens echter lang op
zich wachten, want pas 23 oktober dat jaar vraagt de Admiraliteit op de Maze te Rotterdam
om toewijzing van het daartoe benodigde bouwterrein, waarbij hun Inspecteur-Generaal
der Gebouwen, de Rotterdamse architect Giovanni Giudici (1746-1819) voor het opgeven
van de omvang naar Zeeland over zou komen42'. Kayser krijgt van Gecommitteerde Raden
de opdracht om daarover met Giudici namens Zeeland in overleg te treden43'. Doordat het
seizoen al ver voortgeschreden en Giudici voorlopig nog elders bezig is, moet de
Admiraliteit dit gesprek evenwel tot na de winter uitstellen44'.
Intussen naderen de militaire gebouwen reeds hun voltooiing. De Freijtag kan medio
december berichten dat de beide kazernes onder dak zijn gebracht, en men met de
45