28
ding van het hoogleeraar sambt in de wijsbegeerte aan de
hoogesclool te Groningen.
In Januarij 1864 sprak de heer F. Nagtglas over
de geschiedenis der zoogenaamde Portugesche joden en hun
verblijf te Middelburg.
In Februarij werden door mij besproken enkele der on
dernemingen van Balthasar de Moucheron hoofdzake
lijk op de westkust van Afrikatoegelicht door oorspronke
lijke stukken uit zijnen tijd.
In Maart leverde de heer P. A. van der Scheer eene
beschouwing over de tekstkritiek van het nieuwe testament.
In April sprak dr. F. P. J. Sibmacher Zijnen over
het boek van dr. D. F. Strauss udas Leben Jesu für
"das deutsche Iolkf Leipzig 1864.
In October leverde dr. J. P. Berdenis van Berlekom
eene bijdrage tot de vroegere geschiedenis der verloskunde
in Nederland.
In November sprak de heer H. Boonen over het be
roep van den predikant Momma te Middelburg in 1674.
In December deelde jhi. mr. C. de Jonge ons zijne
beschouwingen mede over het oude Zeeuwsche tiendrecht.
In Januarij 1865 las de heer V. van Lissa over de
muzijk en den mensch.
In Februarij behandelde de heer P. M. de Ligny de
geschiedenisontwikkeling en tegenwoordige» toestand der
analytische scheikunde met proeven van spectraal-analyse.
In Maart werd ook het tiendregt door mr. P. J. G. van
Diggelen besproken.
In April droeg de heer A. Magielse voor zijne mid
delen van slroomafleiding tot ontzet der aangevallen oevers
in Zeeland.
29
In de vergadering van October jl. hield de heer E. J.
W. Koch eene voorlezing over de stichting en uitbreiding
der fraterhuizen in Nederland.
Tn den aanvang van mijn vorig verslag had ik de eer u
de verschillende besluiten mede te deelenkrachtens welke
met 1862 enkele wijzigingen in de statuten van het genoot
schap waren gebragt. Naar aanleiding van het laatste punt,
waarbij aan het bestuur is opgedragen om voor 1865 aan
directeuren verslag te doen van de resultatendie de aldus
ingevoerde veranderingen zouden hebben opgeleverd met
bijvoeging van zoodanige voorstellen, als in het belang van
het genootschap doelmatig zouden worden geacht, deelde het
bestuur den 23 December 1864 aan directeuren als zijn,
daarbij breeder gemotiveerd, gevoelen mededat in de afge-
loopen drie jaren die nieuwe bepalingen over het algemeen
goed hadden gewerkt en datal mogten zij in enkele ha-
rer onderdeelen voor verbetering vatbaar zijn, het echter
raadzaam was, ze vooreerst in haar geheel te behouden.
Evenwel doet de behoefte aan eenen beter georgani-
seerden door nieuwe wetten beschreven toestand zich op
den duur steeds levendig gevoelen. Het is daarom ons
ernstig voornemen zoo spoedig mogelijk een nieuw regle
ment, te ontwerpen; reeds in meer dan eene bestuurs
vergadering is die zoo gewigtige aangelegenheid ter sprake
gebragtmaar nog zijn wij niet geslaagd om alle be
zwaren uit den weg te ruimen die uit zijnen aard eigen
zijn aan een genootschapdat binnen kort zijn honderd
jarig bestaan zal herdenken en welks gansche inrigting
nog op de leest van die dagen is geschoeid.