121
120
eere
9
het land en de stad
vroeg ontviel.
Het subsidie
sedert 1864 van
Ten einde eene ruimere verspreiding
bevorderenwerd in
buitengewone vergadering besloten
nende leden voortaan gratis een
te verstrekken 3).
15 April 1889
mr. M. Jacq. de
dr. J. G. Voegler,
78 der wet een nieuw artikel in te
Geschiedenis van het Genootschap, commissiën enz.
Het in de voorafgaande rubrieken gegeven overzicht der
onderdeelen bevat ook grootendeels de geschiedenis des
genootschaps. Hier worde nog het volgende vermeld.
van het Archief te
eene op 2 December 1885 gehouden
aan de te Middelburg wo-
exemplaar van die uitgave
Van 14 tot 31 Mei 1891 werd in het nieuwgebouwde
bibliotheekgebouwdat nog niet door het genootschap was
in gebruik genomeneene tentoonstelling gehouden van oud
porselein en aardewerkJ) voor zoover dat in Middelburg werd
aangetroffen.
van f 400 ’s jaarsdat het genootschap
de provincie Zeeland genietwerd bij besluit
der provinciale staten van 11 Juli 1893 no. 12, met ingang
van 1894 weder voor tien jaren bestendigd.
In eene buitengewone vergadering van
werd een voorstel behandeld van de heeren
Witt Hamer, mr. J. A. van Hoek en
om tusschen art. 77 en
voegen luidende
//Zijdie geen leden noch directeuren (directrices) zijn
kunnen tegen eene jaarlijksche bijdrage van tien gulden van
de leeskamer en de bibliotheek gebruik maken, naar de
regelen door het bestuur vast te stellen.’’’’
Na breedvoerige discussie werd dit voorstel met 15 tegen
6 stemmen (en 1 buiten stemming) verworpen.
Aan de onthulling van het gedenkteeken ter eere van
Elizabeth Wolff, geb. Bekker, en Aagje Deken op
hladz. 7677 van het vorige verslag vermeld ging in
Juli 1884 eene tentoonstelling gepaard van boekenhandschrif
ten, betreffende van de beide beroemde vrouwen en hare tijd-
genootenwaartoe het genootschap uit zijne verzamelingen
eene belangrijke bijdrage heeft verstrekt. Een met zorg be
werkte catalogus dezer tentoonstelling welke op het stadhuis
te Vlissingen plaats had, verscheen van de hand van wijlen
den heer Willem van der Os, den talentvollen beoefenaar
an Zeeuwsche oudheidkunde, die aan
zijner geboorte zooveel beloofde en zoo
door zijne onvermoeide en nauwkeurige nasporingen in de
stadsrekeningen van Middelburg aan alle beoefenaars van
Zeeuwsche oudheden een onschatbaren dienst bewezen heeft.
In 1888 werd een aan vang gemaakt met de uitgaaf van een
uitgebreid werk van den heer E. NagtglasgetiteldLevens
berichten van Zeeuwen zijnde een vervolg op P. de la Pue
geletterd staatkundig en heldhaftig Zeelanddat achtereen
volgens in vier afleveringen (188818891891 en 1893)
het licht zag. De hooggeachte schrijver gaf daardoor bij
vernieuwing blijk van zijne onverzwakte werkkrachtveel
zijdige kennis en meesterschap over den vorm. Dat den heer
Nagtglas reeds vroeger de hoogste eerwaarover het Genoot
schap beschikken kan, werd toegekend, is boven vermeld 1).
Aan zijn tegenwoordigen voorzitter, dr. H. Japikse, is
het genootschap eene studie verschuldigd over Het aandeel
van Zacharias Janse in de uitvinding der verrekijkerswelke
in 1890 het licht zag.
Zie het opstel
uurant van i6, 18,
van den heer J. A. Frederiks in de Middelburgsche
21 22 en 23 Mei 1891.
Zie bladz. 48.
2) De daartoe noodige wetswijziging betrof art. 36waaraan als slot-
zinsnede werd toegevoegd
«Hiervan is uitgezonderd het door het Genootschap uit te geven Ar
chief, waarvan hun een exemplaar kosteloos wordt verstrekt.”