KATHOLIEKE ILLUSTRATIE
35
HOOFDSTUK III
r utteraar scheen de be teekenis van dezen October-
dag te voelen. Er hing vanaf den vroegen Zondag
morgen een spanning in het dorp, waaraan alleen de
totaal-onverschilligen konden ontkomen.
Niemand zou volkomen duidelijk kunnen zeggen,
waardoor die spanning ontstaan was. Ze werd sterker
gevoeld dan op den dag, dat de harmonie uittrok op
concours en s avonds, somber-luidruchtig om den
slechten uitslag te verbijten of stralend-uitgelaten om
het nieuwe succes te vieren, in het dorp terug kwam.
Op de gewone manier waren enkele weken geleden
de programma's der uitvoering aan de vele donateurs
der tooneelclub rondgezonden. Die gedrukte papieren,
'n beetje fijner uitgevoerd dan bij vorige gelegenheden,
konden toch niet den indruk maken,
dat er iets bijzonders op til was.
Wel werd op de laatste bladzijde,
vlak onder de advertentie van den
koster, die een winkeltje in religieuse
artikelen hield, met duidelijke letters
verteld, dat het op te voeren stuk
van groote beteekenis voor Lut teraar
zou zijn, maardat wisten de
dorpelingen al.
Waardoor dan eigenlijk?
Och, dat was in den loop der
laatste maanden ongemerkt zoo
gegroeid. Van de repetities brachten
de jongelui telkens weer het ver
haal mee, dat alles zoo geheel
anders ging dan vroeger, dat ze
iederen keer weer opnieuw moesten
beginnen, omdat 't nog en nog niet
goed was en dat de kapelaan op de
heele voorbereiding van het stuk
zwoegde, alsof de zaligheid van
Lutteraar er van afhing. Soms waren
ze vol lof over den regisseur, die hun
'n pluimpje had gegeven, omdat ze
zoo goed zijn inzichten volgden, en
dan zeiden ze thuis „ja ja kapelaan
De Brouwer is 4i knappe man, daar
kun je nog veel van leeren." 'n An
deren keer kwamen ze mopperig
thuis, omdat de eindelooze herha
lingen en de talrijke aanmerkingen
hen hadden vermoeid, en dan
kregen ze te hooren „ja ja, je
moet 't ook zoo licht niet tellen, de
kapelaan meent, dat er veel van
afhangt en gelijk heeft-ie ook."
Tot hun verwondering troffen de
menschen nog in den zomer in de
courant, die hen vanuit de stad
werd bezorgd, een uitvoerige be
spreking van „De leugens der
wereld" aan en zoowel de Neder-
landsche als de vele vreemde woor
den in die aankondiging zeiden hun,
dat nu ook de stad eindelijk respect voor het dorp be
gon te krijgen.
Die aankondiging werd later nog eens met andere,
niet minder sterk klinkende volzinnen herhaald, en
daarbij werd verzekerd, dat niet alleen de notabelen
van Lutteraar, met den burgemeester en den pastoor
aan het hoofd, den tooneelavond zouden bijwonen,
maar dat ook belangstellende deskundigen van verre
naar Lutteraar zouden komen. Ook de auteur zou aan
wezig zijn.
Zoo was door allerlei kleinigheden het ophanden
zijnde dorpsgebeurtenisje tot een feit van belang ge
maakt. En de bewoners der anders zoo stille plaats
wisten deze afwisseling te waardeeren. Buitenstaanders
beweerden, dat er méér dan één uitvoering zou worden
gegeven, want de ruime zaal van het Verenigings
gebouw kon al de liefhebbers onmogelijk bevatten.
Om zeven uur zou de voorstelling beginnen de bus
van zes bracht al verschillende vreemde gezichten in
het dorp. Er waren enkele recensenten van dagbladen
en tijdschriften bij, een vertegenwoordiger van den
Katholieken Tooneelbond en de heer met het onmis
kenbare artisten-uiterlijk werd als de schrijver van het
stuk aangewezen.
Terwijl de tooneelzaai nog gaapte van ongezellige
leegte, was 't achter de coulissen zenuwachtig druk.
Onder schelle uitroepen daverden hamerslagen, requi-
sieten werden met veel gestommel versjouwd en de
kapper werkte zich in het zweet om zijn vele sujetten
aan een passend uiterlijk te helpen. Stuk voor stuk
verdwenen de rood-gebrande jongenskoppen onder een
laag schmink en ontstonden er verschillende eigen
aardige typen, die aan den regisseur ter goedkeuring
werden voorgedragen.
Intusschen namen de leden van de harmonie hun
plaatsen vóór het tooneel in en door het gordijn heen
schetterden af en toe de klanken der instrumenten, die
met moeite gestemd werden. Enkele buitengewoon
belangstellenden drentelden al door de controle de
zaal binnen, en informeerden of ze wel op tijd klaar
zouden komen.
Ze kwamen op tijd klaar doch de zweetdruppels
op het gezicht van kapelaan De Brouwer trilden, de
tooneel knechts hijgden en de acteurs konden niet op
hun plaats blijven zitten of staan van nerveuze span
ning.
Han Beukels was heelemaal niet in staat om met ie
mand een woord te spreken en de gewilde grappigheid
van zijn collega's ging hem als een dof gerucht voorbij.
Met zijn rol in de hand leunde hij tegen den muur
WASCHDAG
Het uitleggen van de wasch te Borsselen
achter het tooneel, in de schaduw van een ongebruikt
scherm, en ieder deeltje van zijn lichaam scheen door
koude bevangen. Hij schold zichzelf dwaas, dat hij
zich dit debuut zoo aantrok wat was er ten slotte
voor hem te winnen of te verliezen maar al zijn
geredeneer zette hem niet over de geweldige planken
koorts heen.
„Kom 'ns kijken, Beukels, de zaal begint al vol te
loopen."
Hij kwam naast zijn medespeler staan, moest toch
even lachen om het dwaze uiterlijk van den zwaar
bepoeierden en bepruikten grijsaard, die in het dage
lij ksche leven de jongste knecht van den hoefsmid
was. Door het gaatje in het scherm kon hij de zaal
in kijken.
De eerste rij was al bezet. Op den hoek bij het mid
denpad, in den grooten leunstoel, zat de pastoor, breed
en kalm, pratend met den journalist, die, als schrijver
van het stuk, in de oogen der acteurs de voornaamste
gast was. Daar had je den burgemeester en den secre
taris, beiden met hun vrouwen, het hoofd van de school,
eenige geestelijken uit den omtrek, en aan den anderen
kant enkele onbekende heeren, blijkbaar de critici.
Daarachter zaten nog verschillende notabelen en ver
derop vertoonden zich allerlei bekende gezichten.
Zie, daar had je vader en moeder, Marie, George, Lucie
en.... ja, ze zaten naast elkander zijn jongste zus
en Tine Maes.
„Tine"Hij fluisterde den naam voor zich heen
en nog killer voelde hij zijn leden worden. Zij zou hem
zien spelen en bij die gedachte bekroop hem een vreemd
gevoel van schaamte. Wat zou ze wel van hem denken
Wie weet, hoe vaak ze in den schouwburg beroeps
acteurs had zien optreden en hoe ze stilletjes spotten
zou met het onbeholpen gedoe van hun boerenclubie
Ze zou naar hem kijken, als hij hier straks stond te
acteeren, zich inspannend om het karakter van den
goeden, door hel leven zwaar beproefden mensch uit
te beelden. Ze zou luisteren naar zijn stem, die
dat wist hij bij het declameeren zoo heel anders
klonk dan in het gewone doen, zooveel helderder en
voller en misschienmisschien zouden die klanken
één oogenblik ook in haar hart ontroering brengen
Dat zou dan zijn werk, zijn macht zijn. Zou hij dan in
haar oogen niet iets anders worden dan Han Beukels,
de schoenmaker van het groene eiland
Van haar opgewekt blozend gezichtje gleed zijn blik
weer naar de voorste rij, waar de mannen van gewicht,
de beoordeelaars van beteekenis zaten. Hij begluurde
hun koppen en hij begreep iets van hun onderling
gesprek. Ze waren welwillend ge
stemd, ze zouden dit dorpsgebeur
tenisje, dit vriendelijk pogen naar
verbetering van het lompe dilettan-
tenge knoei geen strengen maatstaf
aanleggen, 'n Sympathiek werker,
die jonge kapelaan, waarom zouden
Ze hem niet steunen in zijn aardig
streven Mal van hun collega, om
zijn eerste stuk te laten opvoeren
in dit gat met komen en gaan
was je je halven Zondag kwijt
en toch ook weer niet gek als ft
fiasco maakte, werd zijn schande
ook op 'n onvindbaar dorps kerkhof
begraven I
Die geleerde, in de tooneelcritie k
ervaren mannen, zouden ook zijn
spel beoordeelen, dacht Han. Maar
wat kon 't hem schelen Zijn per
soonlijke eer had vanavond al heei
weinig te betee kenen. Als hei
geheel maar slaagde mijnheer
De Brouwer gunde hij dat zoo
graag. Voor hemzelf och, één
vriendelijk woord van het jonge
meisje daarginds zou hem meer
waard zijn dan de lofspraak van
al deze critici.
Nu begon de harmonie de ouver
ture. Ai, wat schetterde dat fel van
Zoo dichtbij. Het publiek op de
eerste stoelenrij knipperde met zijn
oogen alleen de pastoor, die ook
wat doof was, glimlachte vaderlijk
breed. In stilte was hij trotsch op
zijn forsch blazende jongens en
genoegelijk sloeg hij met zijn pro
gramma de maat mee.
Toen de muziek zweeg, kwam
hij het tooneel opgestapt. De spelers
weken achteruit, tusschen de cou
lissen, het gordijn schoof open toi
een breede spleet en de pastoor ging
staan op het luik, dat het hol van
den souffleur afsloot.
Zoodra zijn zware stem aan het openingswoord be
gon, werd het stil in de zaal. Hij sprak eenvoudig en
gemakkelijk, verwelkomde de gasten, den auteur in
het bijzonder, zette kort de beteekenis van dezen avond
uiteen
Han zag kapelaan De Brouwer naast zich staan, in
gespannen luisterend. Er kwam 'n glimlach op zijn
fijn gezicht. Pastoor had den laatsten tijd dikwijls
goedmoedig gespot met zijn „dramatische experi
menten" en dus had de kapelaan niet zonder vrees dit
openingswoord afgewacht. Maar wat viel dat mee
De oude heer begreep zijn intenties z9o volkomen en
wist ze zoo helder met enkele eenvoudige woorden weer
te geven. Juist op den toon, die neuswijze critici vooraf
ontwapende, zonder het pogen der club ook maar
eenigszins te kleineeren.
Er werd hard geklapt, toen de inleider besloot met
„onze jongens veel succes en alle aanwezigen 'n ge
noeglijken en leerzamen avond" te wenschen,
„Nou, houën jullie je maar taai, hoor," zei de pas
toor, terwijl hij zich met moeite tusschen twee coulissen
doorwerkte, en daarbij keek hij zijn kapelaan even in
het bijzonder aan en op dit oogenblik wist de jonge
priester, dat „de baas" innerlijk van spanning trilde.
De tooneelbel ging driemaal over, het scherm schoof
uiteen. In de zaal was even verrassing over het decor,
dat zooveel meer te zien gaf dan bij de „gewone" stuk
ken. Meteen begon het spel,
Han, die in het derde tooneel moest opkomen,
wachtte achter de coulissen zijn oogenblik af. Hij
hoorde de stemmen van zijn collega's klinken alsof
ze van heel ver kwamen, dof en zwaar
(Wordt vervolgd)