Uit het Romantisch Verleden
HE ZEEMEERMAN VAN WESTERSCHOUWEN
KATHOLIEKE ILLUSTRATIE
Zeeland heeft in vroeger jaren veel te duchten ge
had van oeverafschuivingen, waarbij de zee heele
stukken grondgebied vraatzuchtig verzwolg. Het
Gebeurde dus wel 'ns, dat bij het geheel of gedeeltelijk
wegvallen van dijkvakken de bewoners der eilanden
door het zand werden bedolven of in zee verdronken*
Er is ons nog een oude sage gebleven, die aan dergelijke
voorvallen doet herinneren,
In de middeleeuwen bezat Westerschouwen een
groote visschershaven* Telkenmale wanneer de be
woners van de vischvangst terugkeerden, brachten
zij een rijke lading mee* Deze voorspoed deed hen
trotsch en hoovaardig worden* Ze verbeeldden zich,
dat niemand machtiger was dan zij en zagen min
achtend op anderen neer, die minder fortuinlijk waren*
Hulpbehoeftigen en armen wezen ze norsch af en
ze vonden er behagen in, hun zwakkere medemenschen
te bespotten en wreedaardig te behandelen*
Weer waren ze ter visch vangst uitgetogen, en de
overvolle netten, die ze terstond binnenhaalden,
voorspelden een rijker buit dan ooit te voren* Juichend
van vreugde sleepten ze de netten door de zee en
toen ze ten laatste moeitevol werden opgeheschen,
bemerkten de Westerschouwers, dat een zeemeermin
(Vervolg van blz36)
voor Alva te bouwen en nog niet wist dat Vlissingen
onderwijl in handen der Prinsgezinden was gekomen*
Vlissingen telt een 20*000 inwoners behalve het
loodswezen is de grootste bron van bestaan de reusach
tige werf van de Kon* Mij* „de Schelde'', waar 2000
arbeiders werk vinden* (De staking die 18 weken duur
de is zoo juist beslecht)*
Voor de talrijke andere plaatsen op Walcheren noe
men wij eerst Arnemuiden dat in den tijd van Karei V
met Veere het Noordelijk Gibraltar van het Spaansche
Keizerrijk was* Thans staan er te Arnemuiden alleen
nog wat eenvoudige visschershuisjes en te Veere, het
bloeiende en vermogende Veere, is het verval tastbaar,
groeit het gras tusschen de hobbelige keien* Het go-
thieke stadhuis en 'n paar andere gebonwen is het eenig-
ste wat van den vroegeren luister overbleef* Men kan
zich niet voorstellen, dat de eens hier aangeheven
krijgskreet„Veere voor den prins 1" krachtig genoeg
kon opklinken, om een volksbeweging te veroorzaken
die tot in Holland en Friesland opdeinde*
In den Napoleontischen tijd fleurde Veere nog even
op, daar de Corsicaan, na de Groote Kerk te hebben
laten inrichten voor kazerne en hospitaal, er een gar
nizoenplaats van maakte* 't Heeft niet mogen beklijven*
Westkapeile is vermaard om de Goliath onder de
dijken, die hier ligt langs de kuststrook van 4 K*M*,
waar de duinen ontbreken*
De bevolking die nog afstamt van de Noorsche
visschers heeft iets eigendommelijks ze leeft hoofd
zakelijk van herstellingen aan den dijk* Wanneer de
Noordwester opbuldert en de rollers uit de holle zee
de loodzware basaltblokken als kiezelsteentjes ver
smijten, dan glundert de Westkappelsche huisvrouw
en bakt spekpannekoeken voor 't feestmaal, dat aan
gericht wordt uit blijdschap, dat er veel werk komt
voor haar man. Den polder Walcheren komt de driest
heid der zee jaarlijks op 150*000 te staan*
Walcheren heeft nog vele mooie buitenplaatsen*
Ö*a* „Westhove" bij Oostkappel, eertijds het zomer
verblijf van de Middelburgsche abten*
De Zeeuwsche kleederdracht is onder de boeren
bevolking vrij algemeen* De boeren kleeden zich in
somber zwart laken, zoo solied van kwaliteit, dat men,
hun costuum bekijkend, eerder denkt aan het spreek
woord „van dik hout zaagt men planken" dan aan dat
van „de kleeren maken den man"*
Het costume der vrouwen daarentegen is waarlijk
elegant en wordt opgefleurd door den veelkleurigen
„beuk" of omslagdoek* Verschillende dorpen hebben
hun eigen schakeeringen in de Walchersche kleeder
dracht, o*a* Nieuwland en Arnemuiden*
Het kloeke ras der Zeeuwen vindt op Walcheren al
zeer sprekende vertegenwoordigers. De modellen waar
Toorop zijn doorkorven Apostelkoppen naar teekende,
ziet men bij tientallen loopen evenals trouwens de
teere maagdekens, die zijn „Christus Eucharisticus"
als Serafijntjes omvlinderen*
Het is Toorop niet alleen geweest, die hier inspiratie
zocht en vond* Tientallen schilders hebben te Veere,
Domburg en Koudekerke hun tenten opgeslagen*
En dit is een compliment voor Walcheren, veelzeg-
gender dan duizend toosten* Nic. Karkof
in hun strikken verward was geraakt. Angstig smeekte
de zeebewoonster hun, haar te bevrijden de zee
zou hen dan nog overvloediger zegenen maar de
ruwe mannen weigerden halsstarrig aan haar gebed
te voldoen* In koortsachtige haast brachten ze de
netten aan boord en wilden aanstonds naar de haven
terugzeilen, daar ze vreesden, dat de vreemdsoortige
vangst hun zou ontsnappen*
Voor ze echter de kust bereikten, werd hun aan
dacht getrokken door een heesch gekrijsch, dat uit
de golven der zee opklonk* Ontzet leunden de visschers
over de verschansing en zagen vlak bij den voorsteven
van het schip een zonderling wezen, dat heftig met
z'n armen zwaaide*
„De zeemeerman de zeemeerman," riepen de
mannen opgelucht* „Hij vraagt ons, z'n vrouw de
vrijheid te schenken*"
Maar hoe de zeemeerman ook bad en hun de grootste
schatten beloofde, ze lachten hem uit en trachtten
hem met touwen te slaan* Treurig blikte de groene
zeebewoner naar z'n blanke vrouwtje, met wie hij
zoo gelukkig was geweest, en zag haar langzaam
wegsterven*
Eindelijk legden de onwrikbare visschers aan den
wal vast en droegen de kooi, dol van pret, van 't schip*
Nog eenmaal strekte de zeemeerman die de kust
vlak genaderd was, z'n armen in vertwijfeling uit en
smeekte om erbarmen*
Doch de wreede bewoners van Westerschouwen
waren niet ie verteederen en men borg de zeemeermin,
die den dood nabij was, in den toren op. Langzaam
zwom de groene visch-man naar de open zee terug
en tuurde nog eenmaal lang naar het land van Wester-
Schouwen* Wat kon hij doen Hij was machteloos
en de menschen vreesden hem niet* En toen sloot
hij een verbond met de zee, welke deernis met hem
toonde* De vaargeulen der visschersschepen werden
met zand verstopt, zoodat ze de haven niet meer
konden verlaten* Met kracht blies de zeemeerman
het zand over de huizen der Wester schouwenaars,
die nu van honger en ontbering moesten omkomen*
Haardsteden en akkers werden met zand overdekt,
tot geheel het land was bedolven* Alleen de toren
verhief zijn glanzende spits nog fier in de ijle luchten*
Hij diende als graf voor de zeemeermin*
Aan de wraak van den zeemeerman was voldaan
en hij, nog maar nauwelijks bevredigd, keerde weer
in de diepte der zee terug
Maar hoe de zeemeerman ook badze lachten hem uit en trachtten hem te slaan