AART VAN DEN BROECKE - EEN VURIG PARIOT UIT BURGH DE BELAAGDE ONSCHULD OF DE SCHULDIGE BELAAGD DOOR J. P. J. LOKKER. I ,,Alzoo den Persoon van Aard van den Broeke, lang 5 voet en omtrend 7 duim (1), dik van Postuur, hebbende een kleine Neus, een weinig op wippend, kleine en nauwe oogen, een frissche couleur, grysachtig rond afgesneden Haair, (ofwel nu draagenden een paruik), en een vriendelyk voorkomen ende manier van spreeken, gaande een weinig duikend, en met de voeten binnenwaards, zynde omtrend 53 54 Jaaren oud; zich on der vehemente suspicie (2) heeft gebracht, van zich in zyne qualiteit als Dykgraaf van den Polder van Burgh en Westlandt, aan verregaande mal versatiën (3) en kwaade trouw in deszelfs Directie aldaer te hebben schuldig gemaakt, en dit vermoeden door zyne vlugt, tusschen den 21 en 24 der Maand Maart 1790, nog is gecorroboreerd (4), en niettegenstaan de alle aangewende enqueste der Justitie tot heden nog niet is kunnen worden ontdekt: ZOO belooven Burgemeesteren en Schepenen der Stad Zierikzee een Premie van Tweehonderd Caroli Gulden (5) aan den geenen, die den voornoemden Aard van den Broeke zal weeten aan te wyzen, zoo danig dat dezelve in handen der Justitie geraake, zullende des Aanbren gers naam des begeerende werden gesecreteerd (6). Bovenstaande is een advertentie uit de "Oprechte Dinsdagse Haarlemse Courant" van 20 april 1790 en werd tot tweemaal toe herhaald, nl. op 24 en 29 april van datzelfde jaar. Deze eerste kennismaking met de hoofdpersoon van ons verhaal lijkt een weinig onsympatiek. Toch kunnen we ons hierdoor, bij gebrek aan een afbeelding, gelijk al een duidelijke voorstelling maken van 's mans ui terlijk (en karakter) en worden we direkt geconfronteerd met de proble matiek van het gebeuren dat zich afspeelde in de periode 1787 - 1792 in Schouwen en binnen de stad Zierikzee. Deze vriendelijke dikke man met zijn kleine wipneus heeft zich mede naar aanleiding van bovengenoemde advertentie niet onbetuigd gelaten. Hevig verontwaardigd heeft hij ge probeerd in dezelfde krant een tegenadvertentie te plaatsen, wat hem overigens niet is gelukt, en schreef hij twee jaar later vanuit zijn vlucht - plaats Duinkerke in vlammende bewoordingen zijn verdediging „Openge legd voor de Vierschaar van het Onzydig Publiek, tegen de eerrovende Beschuldigingen, en Crimineele Procedures, binnen de stad Zierikzee tegen hem in 't werk gesteld, in de Maand Maart 1790 en vervolgens. In het vervolg zullen we proberen na te gaan wat er van de beschuldigin gen waar is, en in hoeverre ook politieke en persoonlijke gevoelens en emoties een rol hebben gespeeld. Daartoe is het van belang eerst in grote lijnen het beeld van de tijd voor ogen te krijgen. 104

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 106