bij elkaar gelegd voor de preekstoel, in dat gedeelte dat door de Zeeuwen de "tuun" wordt genoemd. Daar hebben ze het minst te lijden van verde re slijtage. Samen zijn ze belangwekkend genoeg om er eens een artikel tje aan te wijden. Bekijken we het interieur van de kerk zoals het thans is, dan valt het op het eerste gezicht tegen, afgezien van de fraaie eiken preekstoel. Toch is de inrichting zoals die vanaf de Hervorming op Schouwen-Duiveland gebruikelijk was, behalve dat bij genoemde restauratie een „vaste" Avondmaalstafel en een doopvont zijn aangeschaft. Na de oorlog en de ramp zijn op enkele dorpen nieuwe kerken gebouwd, waarvan de inrichting uit de aard der zaak eigentijds is. Helaas is mm op verscheiden andere plaatsen bij restauratie ook afgeweken van het oude patroon. Wil iemand zien hoe het vanaf de tijd der Hervorming in alle dorpskerken eruitzag, dan moet hij in Nieuwerkerk komen kijken. Rondom tegen de noordmuur en de zuidmuur zijn lange banken, waar vroeger alleen mannen mochten plaatsnemen. Middenin stoelen, waarop vroeger alleen vrouwen mochten zitten. En dan verdient bijzondere vermelding dat zich onder de orgel galerij amfitheatersgewijs enkele banken bevinden die nog steeds de naam "seviot" dragen. Volgens het „Woordenboek der Zeeuwsche dia lecten" is dit woord specifiek voor Schouwen-Duiveland. Over de oor sprong ervan lopen de meningen uiteen. Het meest aannemelijk lijkt dat het een verbastering is van het Franse woord échafaud, dat niet alleen schavot betekent, maar in ruimere zin ook: stellage, getimmerte. Voor de restauratie was het inderdaad echt een getimmerte. Wanneer bijvoor beeld een jongen zijn collectegeld liet vallen en dat onder het seviot te rechtkwam, dan kon hij tussen de planken doorkruipen om het op te rapen. Met de stoelen is het een vreemd geval. Aanvankelijk hebben middenin stoelen gestaan, maar in 1856 en 1859 zijn ze vervangen door banken. Bij de eerste fase van de restauratie, die in 1952 werd afgesloten, zijn de banken weer opgeruimd en vervangen door stoelen, die gemaakt konden worden van het oude eikenhout van de kap van de kerk. In 1579 vinden we een preekstoel genoemd. In 1589 werd boven de preek stoel eenklankbord aangebracht. De tegenwoordige preekstoel dateert uit het einde van de zeventiende eeuw. In 1772 is men het gave werkstuk gaan bederven door er verzenborden op aan te brengen. Het eikenhout werd geschilderd, grijs gedaalderd nog wel! Er kwamen gordijntjes en bekleding met franje. Ongeveer 1912 is de verflaag verwijderd. En bij de restauratie zijn verzenborden, gordijntjes en bekleding gelukkig ver dwenen. De preekstoel is toen in zijn oude schoonheid teruggebracht. Helaas ontbreken de zandloper en de koperen kaarsehouder, die er ge weest moeten zijn. Het eiken hek dat een afsluiting vormt van de "tuun", dateert van om streeks 17 00. Vóór de restauratie was het ingetimmerd tussen de ban ken en imitatie-eiken geschilderd. Thans lijkt het te kort, maar dit komt doordat het voorheen veel dichter bij de preekstoel stond. Door het liturgisch centrum ruimer te maken ging een aantal zitplaatsen verloren. Daartegenover staat dat het middenpad is vervallen. Een deurtje in de zelfde stijl als het hek heeft men, wie weet hoe lang geleden al, opge borgen onder de vloer van de orgelgalerij (aan de zuidkant). Pas na het klaar komen van de restauratie werd dit ontdekt. Ik stel het op prijs dit hier te kunnen vastleggen. Een later geslacht weet het deurtje dan te vinden om desgewenst het hek te verlengen. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 87