B A I L J U,
BVRGERMEESTERS,
Acn dc Erentfefte Wijfe, Voorficnige, W'el-achtbare Hcercn
SCHEPENEN en R A DEN
der Stede
BROUWERS II A V E N.
letVaders van miju Vaderlant
v Ick fend' u toe een guoftigh pant a
In tcycken dat ick uwe ben
En dat ick u voor mijne ken.
Sfè&tvss!» Want of my God al menigh jacr
Gcleyt heeft hier en weder daer
II w' Stadt was doch mijn eerlle gront
Dacriek op fwacke beenen ftont
Dacr ick mijn ecrften adem blies.
En tot mijn ellif jaren wies,
De liefde tot het Vaderlant
Heeft God als in den mcnlch geplant
Soo dat et yders herte treckt
En dit heeft my ooek opgeweckt
Om u te lenden dit gefchenck
Een teyeken dat ick noch gedenck
Waer ick wel eer ter w:erclt quatn
En eerft mijn noodigh voctfel nam.
Maer dat ick heden aen n ftier
Is maer een gifte van papier
Dat is, een ding van klcyne prijs
Ick fegge, 't js een va ft bewijs
Dacick u roon en eer euganlt
En dat door middel van de kunft
Want ickbrengh ueen gifte toe
Als ick mijn befte vrienden doe
Djcs bid ick en veracht 'et nier.
Dat li dc kunft uyt gunftc biedt
Het lal noch leven in de tijt
Als ick en ghy begraven fijr.
Gedicht, opgenomen in de Verzamelde Werken, aangeboden aan het stads
bestuur van Brouwershaven.
13