aanzienlijk uitgebreid, een vermogen dat hij belegde in onroerende goede
ren, effecten en leningen. Ondanks zijn groot vermogen bleef hij eenvoudig
leven. Hij werd gewoonlijk Sinjeur of Ko Dekker genoemd (2). In mei 1820
verkocht hij zijn zaak aan M. Buyze, maar bleef nog lang in zijn winkel
helpen. Hij ging voorlopig in het pandje Lange Nobelstraat 3 wonen (13).
Op Dekker werd met succes een beroep gedaan wanneer het er om ging
financiële steun voor een of ander doel te verkrijgen. Toen de Hervormde
diakonie in 1821 een grote partij vlas kon kopen, maar het bedrag in de
kas ontoereikend was, werd Jacobus Dekker al snel bereid gevonden de
benodigde som van driehonderd gulden voor te schieten (14).
In 1826 woonde Jacobus met zijn vrouw en dochter in het pand Havenpark
39 (15). Op 29 augustus 1830 om twee uur 's nachts overleed hij in dit
pand bijna 75 jaar oud. Zijn vrouw, Catharina Labrand, overleed reeds
het volgend jaar, op 24 mei (16). Hun dochter Adriana bleef nog enige tijd
in het pand Havenpark 39 wonen en verhuisde daarna naar het pand Mol 13
en 15. Hier woonde zij met haar dienstbodes en de in Brouwershaven ge
boren Margaret Marij Cullen, die na Adriana's overlijden naar Londen
vertrok (17). In de zomer zal Adriana vaak vertoefd hebben op de buiten
plaats Rustenburg onder Schuddebeurs, gekocht door haar vader in 1820 (18).
HET TESTAMENT
Het voornemen om een gedeelte van zijn vermogen af te staan voor een
liefdadig doel moet ontstaan zijn tegen de tijd dat hij zich uit zijn zaak
wilde gaan terugtrekken. Dat de Hervormde gemeente hier de uitverkore
ne zou worden laat zich gemakkelijk raden. De president van de diakonie,
F. J. Olivier, deelde al op 27 januari 1820 aan zijn medediakenen mee dat
hij met Dekker een gesprek had gehad over het door de laatste aan de dia
konie bemaakte legaat (19). De vorm waarin dit legaat werd vastgelegd
moet later gewijzigd zijn, want het testament zoals dit bij Dekker's over
lijden werd aangetroffen was gedateerd: 13 november 1827.
Jacobus Dekker ging niet naar een notaris om zijn legaat te laten vastleg
gen, maar maakte zijn wilsbeschikking eigenhandig op, een zogenaamd
holografisch testament. Waarschijnlijk heeft hij, behalve van F. J. Olivier,
ook het advies van anderen wel ingewonnen over de vorm waarin dit diende
te geschieden. Dat het testament desalniettemin zijn eigen schepping was,
dat hij zonder hulp van een notaris of advokaat opstelde, staat echter bui
ten kijf. Het dialekt klinkt duidelijk door. Voorbeelden daarvan zijn: het
Portambog (het Poortambacht), beorlijk (behoorlijk), uitgehoevend (uit
geoefend) en plas (plaats).
In het testament legateerde Jacobus Dekker al zijn gronden buiten de poor
ten van Zierikzee (het Poortambacht) en in het Zuidervierendeel van
Schouwen (Kerkwerve) aan de diakonie en aan de ,,kerken en godsdienst"
(de kerkvoogdij) van de Hervormde gemeente, ieder voor de helft. Deze
gronden zouden beheerd worden door ,,eene dierectie van administrasie",
die uit leden moest bestaan van de Hervormde gemeente. De directie zou
zijn samengesteld uit twee diakenen, twee ouderlingen en twee kerkvoog
den. De dochter van Jacobus Dekker zou bovendien twee leden aanwijzen,
die gedurende haar leven deel zouden uitmaken van de directie en in het
bijzonder haar belangen moesten behartigen.
De opbrengst van de gronden moest jaarlijks uitbetaald worden aan zijn
dochter gedurende haar leven of tot het moment dat zij daarvan afstand
zou doen. Wanneer de pachttermijnen afgelopen waren, moest de pachters
de mogelijkheid worden geboden de gronden opnieuw te pachten, tenzij er
17