Voor het aanvaarden van een legaat door een kerkbestuur was toestemming nodig van de Koning. Koning Willem I gaf in 1831 deze toestemming, maar bepaalde wel dat behalve het successierecht bovendien een bedrag gelijk aan vier procent van de huurwaarde van de gronden per jaar betaald moest worden. Gedurende het leven van Adriana Dekker kwam de opbrengst ech ter voorlopig nog niet aan de kerk, zodat de Koning bepaalde dat deze jaar lijkse som ook betaald mocht worden na beëindiging van het vruchtgebruik. Zijne Majesteit bepaalde bovendien dat dit bedrag over ten hoogste 25 jaar behoefde te worden betaald (23). HET BEHEER Door de kerkeraad werden tot eerste administrateurs benoemd: J. Mossel mans (ouderling), C. A. Cau (ouderling), C. van der Weide (diaken) en Joh. Plating (diaken) (24). Adriana Dekker benoemde tot leden van de di- rektie mr. J. J. Ermerins en D. van der Vliet (25). Met de twee verte genwoordigers van de kerkvoogdij vormden zij de door Jacobus Dekker bedoelde direktie. De administrateurs deden al spoedig afstand van de hon derd gulden beheerloon ten behoeve van Adriana Dekker, die het op haar beurt schonk aan de diakonie. In 1864 bood Adriana Dekker de beheerders uit haar opbrengst honderd gulden aan als beheerloon, maar ook zij ston den dit bedrag af aan de diakonie (26). De financiële positie van de Hervormde gemeente in het midden van de vorige eeuw was niet bijzonder florissant. Met verlangen werd dan ook uitgekeken naar het moment waarop de belangrijke opbrengsten van het legaat van Jacobus Dekker zouden gaan toevallen aan de diakonie en de kerkvoogdij. In 1859 had de kerkvoogdij geld nodig voor het herstel van de Nieuwe kerk en ook de opbrengsten van het legaat Dekker werden in de besprekingen van kerkvoogden en notabelen betrokken. Op verzoek van D. van der Vliet werd besloten geen melding te maken van de toekomstige in komsten in een brief aan het College van Toezicht, „dewijl dit aan ge noemde mejuffrouw (Adriana Dekker), zoo haar dit ter oore mogt komen, ligt eenen onaangenamen indruk zou geven hetgeen hij dienstiger vond te vermijden". (27 Adriana Dekker overleed op 7 juni 1864, bijna 77 jaar oud. Zij liet een voor die tijd onvoorstelbaar vermogen na, dat geschat werd op 1,7 mil joen. Zij was ambachtsvrouwe van Zonnemaire en in Bommenede (2). Tot het overlijden van Adriana Dekker hadden de werkzaamheden van de beheerders zich bepaald tot het jaarlijks opmaken van de rekeningen, de afdracht van het batig saldo en het verpachten van de gronden. Na Adria na's overlijden kwamen de opbrengsten aan de diakonie en de kerkvoogdij. Op 29 september 1864 kwam de commissie van beheer bijeen in de Regen tenkamer van het Hervormd Diaconie-Armengesticht in de Hoge Molen straat. Al dadelijk bleek dat Jacobus Dekker's testament te weinig houvast gaf voor onder meer de interne regeling van de directie. Daarom werd een huishoudelijk reglement vastgesteld, waarbij de funkties van voorzit ter, secretaris en thesaurier werden ingesteld. De funkties van secreta ris en thesaurier (al spoedig: penningmeester) werden gecombineerd. Als voorzitter werd in 1864 gekozen de ouderling mr. J. Moolenburgh en als secretaris-penningmeester de kerkvoogd jhr. J. L. de Jonge. In 1864 werd ook de zelfstandigheid van de commissie aan de orde gesteld. Men bepaalde uitdrukkelijk dat de commissie van beheer een „volkomen zelf- 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 22