O, stadje van Schouwen, 't Zal je berouwen, Dat je genomen heit miene vrouwe: Want 't stadje dat zal vergè En geen steentje zal bluve stè. Maar als je me geeft m'n vrouwe verom, Dan bouwen we om 't stadje wallen rontom. Doch de vissers konden maar niet besluiten om de mooie zeemeermin haar vrijheid terug te geven. En het gevolg was, dat stad en land door het water verzwolgen werden. En zo lang als de vissers nu de meermin gevangen houden, blijft alles verzonken. Doch komt er iemand die de meermin be vrijdt uit de handen der vissers, dan zullen de stad, maar dan met de wal len er omheen, en het land rondom, weer boven water komen. De dialekt- vorser dr. A. de Vin mag uitmaken, of voor de volgende uitgave van uw Kroniek dit sagerijm wellicht beter past dan het na lang beraad verkozen „Schouwen, Schouwen, 't sal je rouwen". Het is in ieder geval losser en levendiger dan het plechtstatige „Westenschouwen! 't Zal u rouwen, Het ontrooven mijner vrouwe", dat men o. a. aldus aantreft in P. D. de Vos, Uit Schouwen en Duiveland's verleden. Zierikzee 1947, blz. 20. Aan de hand van dit zeemeerminnenverhaal kan men van alles laten zien en het geeft tevens inzicht in wezen en waarde van de volksoverlevering. Met al zulke verhalen, bij vertellers opgedaan, kan men een beeld van de volksgeest verwerven. Doch P. D. de Vos, archivaris van Zierikzee, ver zekert ons: ,,Het is de eenige legende die Schouwen rijk is". Ook dr. J. J. Westendorp Boerma in zijn Heemschutboekje De historische schoonheid van Zierikzee (Amsterdam 1946, blz. 21), is van oordeel dat dit verhaal ,,een der weinige legenden" is, „die op dit eiland nog bekend zijn". Dr. P. J. Meertens, kenner van het Zeeuwse volksleven, is zelfs de mening toe gedaan, dat heel de provincie Zeeland arm zou zijn zowel aan volksverha len als aan volksliederen. Ook A.M. Wessels, historicus te Goes, ver zucht: „Meermalen heeft het onze aandacht getrokken en onze bevreemding gewekt, dat onze provincie zoo buitengewoon arm is aan volksverhalen, overleveringen en legenden" (Ons Zeeuwsch verleden 1933, blz. 285; op blzz. 167 - 169 het verhaal van Westenschouwen). Dit is dus heel wat an ders dan het citaat van dr. P. H. Ritter Jr. zo uitdagend aan het begin van uw Kroniek geplaatst, zou doen verwachten. Wij vragen ons nu toch wel in gemoede af, of deze sagearmoede inderdaad een feit is. Nemen wij het Zeeuwsch sagenboek van Sinninghe ter hand, dan lijkt het gebrek aan deze soort van „orale traditie" manifest. Er is een overvloed van volksverhalen in Zeeuws-Vlaanderen en ook Midden- Zeeland is redelijk wel vertegenwoordigd. Maar Schouwen-Duiveland heeft, behalve het verhaal van Westenschouwen, weinig bijzonders te bie den. Voor Zieriksee bijvoorbeeld wordt o. a. de naamsafleiding van de held „Ziringius" opgegeven - een „heros eponymus" en in trant van Friso, Bruno en Gruno, die aan de wieg zouden staan van Friesland, Brunswijk en Groningen. Al met al is het wèl een feit, dat Zieriksee van een mans naam afkomstig is: de „ee", het riviertje waaraan Zierik en de zijnen woonden. Zierik, een Oudgermaanse naam, voluit Sigerik, betekent „machtig door de zege". Ook komen, uit oude akten, heksenprocessen ter sprake. En er wordt het gebruikelijke verhaal over de Tempelieren opge dist, dat Westendorp Boerma tot nuchtere proporties terugbrengt (t. a. p. blz. 55). Ook wordt verteld, dat de Nobelpoort gesticht zou zijn door twee gezusters, Anna en Maria Nobel (vgl. Westendorp Boerma, t. a. p. blz. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 35