kerk betreden. We gaan vervolgens door het pad dat langs de bank loopt die tegen de zuidelijke muur staat. Aan het eind moeten we twee treden omhoog en staan dan op het liturgisch centrum, door de Zeeuwen de ,,tuun" ge noemd. Hier bevindt zich de preekstoel en hier hebben na de restauratie ook het doopvont en de avondmaalstafel een vaste plaats gekregen. Het beste is dat we ons nu omdraaien, met het gezicht in westelijke richting, dus de kant op vanwaar we gekomen zijn. De zerken liggen namelijk oost west. Dadelijk wil ik u erop attent maken dat ze zich niet op hun oorspron kelijke plaats bevinden. Voorheen, misschien wel vanaf ongeveer 1600, toen de kerk verkleind is, diende ze als plaveisel van de paden. Bij de restauratie gaf de architect, ir. H. de Lussanet de la Sablonière, er de voorkeur aan om ze hier te leggen, in het liturgisch centrum. Dit is im mers het gedeelte van de kerk waar het minst gelopen wordt en waar ze dus ook het minst aan slijtage onderhevig zijn. Dat de eerste zerk, waarbij we nu staan, ook de oudste is, is puur toeval. De volgorde is namelijk volkomen willekeurig. Het was destijds een soort legpuzzel om ze allemaal netjes een plaats te geven, want ze zijn (zoals u ziet) onderling van totaal verschillend formaat. De ruimten die overble ven, zijn opgevuld met tegels van grijze natuursteen. Ik heb de grafzerken een nummer gegeven overeenkomstig de volgorde waarin ze thans liggen, met erachter tussen haakjes het nummer waaronder het merendeel beschre ven is in het boek van mr. Bloys van Treslong Prins. Van de dertien zerken hebben zes aan de hoeken de zinnebeelden van de heilige Evangelisten. Die zinnebeelden zijn ontleend aan de vier „wezens" uit een visioen van de Profeet Ezechiël (hoofdstuk één, vers vier en vol gende). Ze worden ook genoemd in het boek Openbaring (hoofdstuk vier, de verzen zeven en acht). In werkelijkheid hebben ze niets met de Evange listen uit te staan; het viertal is blijkbaar de aanleiding geweest. Een po pulaire opvatting is dat de zinnebeelden van de Evangelisten achtereenvol gens een engel, een leeuw, een rund en een adelaar zijn. Wat de heilige Evangelist Mattheüs betreft klopt dit niet met de Bijbelplaatsen die zojuist genoemd zijn. Als theoloog wil ik er met nadruk op wijzen, dat het zinne beeld van de heilige Mattheüs niet een engel is, maar een mens. Een mens met vleugels is voor ons besef vreemd. Dat geef ik grif toe. Maar een leeuw met vleugels voor de heilige Marcus en een rund met vleugels voor de heilige Lucas zijn precies even vreemd. Dat de adelaar als symbool van de heilige Johannes vleugels heeft, nou ja, dat spreekt natuurlijk van zelf. 3) 1(2) Maar laten we deze eerste zerk eens gaan bekijken. Zij is gedeelte lijk afgesleten en plaatselijk nogal beschadigd. Als hoekmedaillons de zin nebeelden van de Evangelisten. Het randschrift luidt in gotische letters: HIER LEIT BEGRAVEN/ VROWE CLAES AERENTS DOCHTER WAS HUYSFROUWE/ VAN CORNELIS EEWOUTZ/ ENDE STERF ANNO 1518 a) DEN 6 DACH IN OCTOBRIS. Op het middenvlak zien we een engel die een schild vasthoudt, waarop aan de heraldische linkerzijde nog geren b) zichtbaar zijn van het wapen van Duiveland. 2(1) Dit is de grootste zerk. (Ongeveer 205 x 110 cm. Er zijn geen hoek vullingen. Het randschrift in latijnse letters luidt: HIER LEYDT BEGRAVEN MATHIJS/ ADRIAENSZ DUVELANDER BINNEN SIN LEVEN DYCKGRAVE/ VAN DE VIER BANNEN VAN/ DUVELANT HY STERF DEN 7 MAYUS ANNO 1613. 4) Op het middenvlak een volledig wapen met als helmteken een zespuntige 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 57