Pt Afb. 10. Markttafereel in Zierikzee. Afb. 11. Verschillende mutsen en hoeden, midden: een gouden ,,strik". Uit: V. Bing en Braet v. Ueberfeldt, 1857. talen draad bevestigd, waaraan gouden, ter hoogte van de wangen uitste kende, krullen en hieraan worden de sierlijke gouden hangers gehaakt. Hierover wordt de fraaie kanten muts geplaatst, met ruimen van achteren platten bol, waaraan, bijna zonder tusschenpas, de breede strook is be vestigd; deze is met karkas tot beneden het oor ingenaaid, waardoor zij zeer ruim om het aangezigt staat en veel van het fraaie gescheiden hoofd haar laat zien; beneden het oor wordt de strook nog breeder en sterk in den hals ingenaaid zijnde, valt zij in ruime plooijen langs hals en schouders af. Bij het uitgaan draagt men een stroohoed met sterk gekleurd lint, naar de Fransche mode". Het meisje dat de schaal met eieren vasthoudt, draagt ,,een engsluitend bruin katoenen jak met kort neersel". Haar muts is korter dan die van de boerendochters en waarschijnlijk van batist, terwijl het bovenste deel duidelijk is gepijpt". Zij draagt alleen gouden krullen en haar schort en kousen zijn blauw. Naast de mand met groene kool zit „een meerbejaarde vrouw uit den burgerstand. Zij draagt een veel kortere muts waarover een stroohoed met blauw zijden voering en breede afhangende linten, bloed koralen ketting, ruim donkergekleurd katoenen jak met neersel, zwart merinossen rok en gekleurd katoenen voorschoot met ruime plooijen, zwar te kousen en paarse muilen met gele hakken", (afb. 10) 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 72