verhandeling ,,Een blik op het ontstaan en de verdere ontwikkeling van
Zierikzee" (in: ,,Oudheidkundig Jaarboek" 1921), waarin hij schrijft--
na erop gewezen te hebben dat op de ontwikkeling van dit kleine begin
,,Vlaamsche invloed van overwegend gewicht is geweest"--: „Al vroeg toch
moet in het oudste deel van Zierikzee, dat is ten westen van den tegenwoor-
digen Sint-Lievens-Monstertoren, een versterkt gebouw of kasteel hebben
gestaan, later als 's-Gravenhof bekend, waarvan in de Zeeuwsche rent
meesters-rekeningen sedert 1318 geregeld sprake isen Eyndius
(Chron. Zelandiae p. 212) meent, dat het gebouwd is door Boudewijn van
Rijsel, graaf van Vlaanderen, om de omliggende streek onder zijn bedwang
te houden. Die bedoeling behoeft de oude sterkte nog niet gehad te hebben;
maar onder medewerking vara den Vlaamschen graaf kan ter bescherming
zijner kooplieden, die wellicht hier een aanlegplaats en station hadden, wel
een versterkt gebouw zijn opgetrokken geweest.
Tot zoover P. D. de Vos. Wat is hiervan juist? In elk geval juist is; be
scherming van de kooplieden, de „mercatores"-- kortom het vestigen van
Orde en Vrede -- waartoe zoo'n sterkte of „palatium" (op dat woord
komen wij terug) ter plaatse moest dienen.
En voorts verwijst P. D. de Vos naar den chroniekschrijver Eyndius, n. 1.
naar „Chronici Zelandiae, libri duo: auctore Iacobo EYNDIO, domino
Haemstede, etc. (Middelburg 1634), bladz. 212.
En wat lezen we daar?
„Flander sane, quamdiu hie rerum potitus est, ingens semper compendium
praevidit stabiliendae fortunae suae, quicquid illi accresceret ex his Insu-
lis; ideoque Ziriczaeae in Scaldia palatium aedificavit, tanquam in ipsis
Zelandiae praecordiis, ad insulas circumquaque in officio continendas.
En in margine verwijst hij naar: „Chron. Zeiand. Reigersb.
Wij vertalen (zoo goed mogelijk):
„De Vlaming nu, heeft -- zoolang hij hier de zaak onder de knie had, --
voorzieningen getroffen om zijn steeds groeiende aanwinsten, welke hem
van deze eilanden uit zouden toevallen, veilig te stellen, en derhalve heeft
hij te Zieriks-ee, in de Scheldedelta (in Scaldia), als het ware in het cen
trum (in het hart) van Zeeland, een sterkte („palatium", Heerenhof) ge
bouwd, teneinde alle eilanden rondom in gehoorzaamheid bijeen te houden.
En in margine wordt dan verwezen naar: de „Chronijck van Zeelandt" door
Jolian Reygersbergen, bewerkt door Marcus Zuerius Boxhorn. (Middelburg
1644)
Een verwijzing „van het kastje naar de muur"? - Het lijkt er op!
Wij hebben de Chronijck van Reyger sbergen, verbeterd en vermeerderd
door Boxhorn, erop nagelezen, en wij zijn wel iets wijzer geworden, maar
toch niet zoo heel veel.
Want in het eerste deel van de Z eeland-chronijck door Reyger sbergen/
Boxhorn, leest men in het Bijvoegsel, bladz. 28 voor 't eerst den naam
van Boudewijn van Rijsel (graaf van Vlaanderen) en wel in zijne hoedanig
heid van vader van Robrecht de Fries, welke laatste in 1063 in 't huwe
lijk trad met eene Geertruyt, weduwe van Floris I, graaf in Kennemerland.
En zulks (nota bene al wéér 'n verwijzing m et een beroep op: M e i e r u s
ende andere Vlaemsche Historye-schrijvers, die verhalen dat toen Boude
wijn (V) zijnen zoon Robrecht uithuwelijkte aan Vrouwe Geertruyt, hij hem
(Robrecht) als huwelijksgift beloofde de vijf Zeeuwsche eilanden: Walcheren,
Schouwen, Zuytbevelandt, Noordbevelandt, ende Borssele.
Ter aangehaalder plaatse wordt dan voor 't eerst het eiland Schouwen ge
noemd, en daarom door ons onderstreept.
86