Twintig jaar blijft het huwelijk kinderloos, ondanks hun herhaalde gebed
om een kind, dat zij aan God willen afstaan (hier is de overeenkomst met
de geschiedenis van (H)anna, de moeder van Samuel, evident). Als het feest
van de Tempelvernieuwing aanbreekt, trekt Joachim met verwanten en buren
op naar Jeruzalem om te offeren. Daar aangekomen werpt de dienstdoende
priester (in de middeleeuwse literatuur meestal aangeduid met „pape"„bis
schop" of de namen „Ruben", „Issaschar") in grote woede Joachims offer van
het altaar, omdat hij als „onvruchtbare" als eerste zijn gave aanbiedt. Be
droefd en vernederd voegt Joachim zich daarop bij zijn herders, te beschaamd
om zijn buren en verwanten onder ogen te komen.
Na enige tijd (in de bronnen variërend van 40 dagen tot vijf maanden) ver
schijnt een engel, die hem opdraagt terug te keren naar zijn vrouw. Hun ge
beden zijn verhoord. Het is niet door de zonde dat God de schoot van Anna
sloot, maar omdat God een doel in haar wilde vervullen. Anna zal een vrucht
baren die niet voortkomt uit „vleselijke" lust, maar als gevolg van Gods
liefde en plan van zaligheid. Het kind zal Maria genoemd worden en als
maagd de Christus voortbrengen. Als bewijs dat deze belofte op waarheid be
rust, krijgt Joachim een teken: hij zal zijn vrouw in de Gulden Poort te
Jeruzalem ontmoeten.
Albrecht Dlirer, Joachim ontmoet Anna bij de Gouden Poort.
49