Wilt U hun daarom hartelijk dankzeggen.
Namens de geredden
Kapitein J. Verdoorn
Gezagvoerder tijdens de ramp
van het s.s. Prins Hendrik,
te ZIERIKZEE.
De autoriteiten
Belangrijk is te weten hoe de autoriteiten reageerden na de eerste chaotische
dagen. Voor de directie van de Provinciale Stoombootdienst was de eerste zorg
de instandhouding van de veerdienst. Reeds op 7 september ontving de waarne
mend Commissaris der Provincie een op 3 september verzonden brief van de
landstrassenbevollmachtiger van het Generaikommissariat fiir Finanz unci
Wirtschaft, waarin de telefonische opdracht van 3 september aan de heer
Waardenburg van de provinciale griffie om alles in het werk te stellen de veer
dienst te continueren werd herhaald.
Zoals eerder vermeld beschikte men over het douanevaartuig de "Albatros". Het
personeel had echter grote bezwaren tegen het uitvoeren van de normale dienst
regeling. Men was wel bereid om !s morgens zo vroeg en 's avonds zo laat moge
lijk te varen. De "Albatros" was een snel vaartuig, waarmee het mogelijk was de
overtocht in drie kwartier te maken. Het was echter niet mogelijk auto's te
vervoeren. Op 4 september kreeg de commandant van de mijnenveegeenheid te
Zierikzee opdracht de veerboot naar Katseveer te escorteren. Dit betekende dat
een viertal tot hulpmijnenvegers omgebouwde trage sleepboten de "Albatros"
moesten begeleiden en de overtocht met minstens een half uur werd verlengd.
Op grond van een protest van kapitein Verdoorn bij de Duitse autoriteiten werd
de maatregel nog diezelfde dag ingetrokken.
Hen volgende zorg, zowel voor de directie als voor de waarnemend Commissaris
Dieleman was het bergen van het wrak van de "Prins Hendrik" en van de vermis
ten. In een brief van de heer Dieleman aan de Landstrassenbevollmachtiger van
10 september wordt vermeld dat door bemiddeling van Rijkswaterstaat pogingen
in het werk zullen worden gesteld om het schip te bergen, mochten deze pogin
gen niet het gewenste resultaat hebben dan zou worden getracht de slachtoffers
door middel van duikers te bergen. Er is echter geen enkele aanwijzing dat
Rijkswaterstaat daadwerkelijk enige poging tot berging heeft ondernomen.
In een verslag van de directeur van de Stoombootdienst van 8 september wordt
melding gemaakt van de opdracht van de waarnemend Commissaris aan de heer
J. Smit te Wemeldinge om al het mogelijke in het werk te stellen om het schip en
de slachtoffers te bergen. Begin december meldt Bestuursraad Welleman dat
verschillende telefonische informaties bij de heer Smits omtrent de berging niet de
gewenste inlichtingen verschaffen. Nadat de heer Dieleman op zes december een
smartelijke brief van de echtgenote van één van de omgekomen bemanningsle
den had ontvangen, waarin een zeer persoonlijk beroep op hem werd gedaan om
zo spoedig mogelijk met de berging te beginnen, verzond hij op 13 december de
volgende brief aan de heerjac. Smits te Wemeldinge.
Van verschillende zijden en voornamelijk van de nabestaanden der slachtoffers
van de ramp met het SS. Prins Hendrik van den Provincialen Stoombootdienst op
de Ooster-Schelde wordt er bij mij op aangedrongen om de slachtoffers te bergen.
106