beschouwen. Hierop is door Dr. de Vin nooit gereageerd. Ook in zijn handboek,
Nederlandse Dialectkunde uit 1958 en 1966 (tweede druk) handhaaft Weijnen
zijn standpunt: "Het Schouwens (sic) schijnt wel als het oorspronkelijke Zeeuws
beschouwd te moeten worden Hiertegen richtte zich De Vin passim. Ik heb
echter mijn standpunt gehandhaafd in T[aal en] Tfongval] VI, 25 vlg. Hoewel P.J.
Meertens voor de l6de en 17de eeuw invloed van de Hollandse spreektaal op
het Zeeuws aanneemt, verdedigt ook hij mijn opvatting tegen De Vin". (Weijnen
1966, 456). Meertens doet dat in de bespreking van De Vins proefschrift in het
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Het is eigenlijk een merkwaardige discussie die er gevoerd wordt rond de ouder
dom van het dialect van Schouwen-Duiveland. Bij mijn weten zijn de dis
cussianten bij hun standpunten gebleven, al laat De Vin er zich in latere artikelen
niet meer zo expliciet over uit. hij blijft hameren op vroege vernieuwingen vanuit
Holland in de betrokken dialecten.
Maar in feite zijn De Vin en Weijnen het helemaal niet zo fundamenteel met
elkaar oneens. Het conservatieve karakter van het Schouws is op overtuigende
wijze aangetoond. De Hollandse invloeden hebben het dialect niet in zijn wezen
aangetast. Er is eerder sprake van een vroege vorm van tweetaligheid die zich
spoedig in het hele taalgebied zal gaan voordoen. Ik kom daar verderop weer
over te spreken.
Het proefschrift over het dialect van Schouwen-Duiveland is in vakkringen zeer
positief ontvangen. Algemeen is men van mening dat De Vin erin geslaagd is
overtuigend te hebben aangetoond dat de Zeeuwse dialecten beoosten De
Schelde, inclusief Voorne een samenhangende groep vormen. Zijn beschrijving
van de klankleer werd zeer gewaardeerd en zijn taalgeografische beschouwingen
over onderlinge samenhang en verschillen van de dialecten dwongen respect af.
Vermoedens van vroegere auteurs, her en der geuit, kregen in dit proefschrift
een gedegen fundament. De in het vooruitzicht gestelde woordenlijst, waarvan
de recensenten grote verwachtingen hadden, is tot nu toe niet verschenen. Maar
het regioboek Schouwen-Duiveland waar momenteel hard aan gewerkt wordt,
mag wel als een inlossing van deze belofte beschouwd worden. Want daarin zal
in aansluiting bij de reeds verschenen regioboeken de woordenschat van
Schouwen-Duiveland in een systematische ordening worden gepresenteerd.
Ook na veertig jaar blijft J-Iet dialect van Schouwen-Duiveland een prikkelend
boek; het had door de trieste gebeurtenissen van 1953 meteen al een extra waar
de gekregen, want "De algehele ontreddering van het leven op dit
Noordzeeuwse dubbeleiland brengt met zich mee dat een onderzoek als waarvan
De Vin hier de resultaten aan het licht heeft gebracht, op het ogenblik en voorlo
pig niet weer zou kunnen worden ingesteld, teiwijl het zich laat aanzien dat
ruilverkaveling en emigratie het gehele aspect van de bevolking dermate zullen
wijzigen, dat ook de taal der bewoners daarvan in niet geringe mate invloed zal
ondergaan. Zo heeft dit boek, het resultaat van moeizame arbeid, nog juist op tijd
het licht gezien", aldus P.J. Meertens in zijn bespreking van het proefschrift.
Prikkelend is Schomven-Duiveland zeker, want inhakend op de controverse De
Vin-Weijnen, brengt de benadering van het dialect als onderhevig aan Hollandse
invloeden met zich mee dat de beschrijving van de dialectische feiten iets laat
zien van een taalsituatie waarin het oude dialect niet meer alleenheerser is. Het is
jammer - en dat betreurt ook Meertens in zijn recensie - dat De Vin geen aan-
128