Het WZD bevestigt en verfijnt in een aantal gevallen cle uitkomsten van" eerder
onderzoek. Zo had Weijnen (in zijn artikel uit 1940) gewezen op de woorden
brao(i) en brao(i) koke met de betekenis "aangebrand", resp. "aanbranden"; het
WZD geeft voor braoi de genuanceerde betekenis "even aangebrand". De vorm
jongers naast jongeCnjs, meervoud van jonge(n), wordt door De Vin uitvoerig
verklaard; het WZD rangschikt deze vormen onder de vierde variant van joeën.
De meervoudsvorm jongers hoort regulier bij het nu niet meer gebruikte woord
jonger, "jongen".
Dialed resistentie
Het proefschrift van de Vin voorspelde al hoe de dialectontwikkeling op
Schouwen-Duiveland zou zijn. De druk van de Standaardtaal zou toenemen en
een harmonisch samengaan van oude dialectvormen met "Hollandse" (lees stan
daardtalige) invloeden zou verstoord worden. Het "Hollands" zal meer en meer
gaan toenemen. De wegen waarlangs volgens De Vin die invloeden op
Schouwen-Duiveland hun intrede deden, vanuit Rotterdam naar het stedelijk cen
trum Zierikzee en vandaaruit via school en marktverkeer naar de andere delen
van het eiland, hebben in onze tijd krachtige steun gekregen van de massamedia.
Het zou interessant zijn als men nu zou kunnen vaststellen dat het wat
Rotterdams gekleurde Hollands door een neutralere variant werd opgevolgd.
In '1976 verscheen in de reeks Bijdragen en Mededelingen van de
Dialectencommissie als nr. 48: Jo Daan en Henk Heikens, Dialectresistentie bij
Kleuters en 'eersteklassertjes. Verslagen van onderzoekingen in oud en nieuw land.
Het zijn de verslagen van een origineel onderzoek waarin Schouwen-Duiveland
een belangrijke rol speelt. Wat was het geval? In het nieuwe land, Oostelijk
Flevoland, was onder auspiciën van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek
in de Drooggelegde Zuiderzeepolders in 1969 onderzoek gedaan naar het
woordgebruik van kleuters en eersteklassertjes. Het doel was na te gaan in welke
mate het dialect van de streek van herkomst bestand was tegen verhuizing naar
nieuw land, waar mensen uit alle delen van Nederland bij elkaar kwamen en of
er verband bestond tussen de mate van dialectbehoud. resp. dialectverlies en
sociale klasse. Een vergelijkbaar vervolgonderzoek werd een paar jaar later
gedaan in het oude land, waarvan Schouwen-Duiveland het belangrijkste was.
Hier werd, op grond van de ervaringen opgedaan in Oostelijk Flevoland, alleen
de woordenschat van eersteklassertjes bestudeerd. Ook de ouders van de kinde
ren waren in tweede instantie bij dit project betrokken, zij vulden een jaar na het
onderzoek op de scholen een vragenlijst in met dezelfde vragen als aan de kin
deren waren voorgelegd in de vorm van plaatjes. Precies honderd ouders
reageerden. Dit onderzoek, dat zeer veel tekortkomingen vertoont, zowel in de
opzet als - wat erger is - in de presentatie van de uitkomsten, leert ons toch een
een ander over de taaltoestanden op Schouwen-Duiveland, er zijn immers twee
generaties aan het woord. Het onderzoek is verricht op lagere scholen in
Bruinisse. Oosterland, Nieuwerkerk, Zierikzee, Kerkwerve, Brouwershaven (twee
scholen), Scharendijke, Renesse, Burgh en Haamstede. Er waren in totaal 168
kinderen bij betrokken.
De vragenlijst bevat 43 woorden waarvan de onderzoekers verwachtten dat ze
voldoende variatie zouden opleveren om een indruk te geven van de mate van
dialectbehoud en dialectverlies. Ik ga ze hier niet allemaal opsommen. Ik wil
131