noemen. Wat he-t onderzoek wel laat zien, is dat het dialect in beweging is en dat
de standaardtaal meer en meer terrein wint. Een toetsing van een aantal zaken uit
de dissertatie van Dr. de Vin zou veel interessantere uitkomsten hebben opgele
verd. Ik wijs hier op het probleem van de meervoudsvorming, met regels voor
het gebruik van ~(e)n of -s als uitgang, die in 1952 al sterk onder druk van cle
standaardtaal stonden; oude naamvalsvomen als van de jaerein de lichte en viae
den dunne, en de persoonlijke voornaamwoorden, vooral die van de eerste per
soon meervoud: men, als er geen nadruk is en vervolgens onswilderwulder en
widlietenslotte de variatie die er is in woordgeslacht: de bel/art, den bier (in
1952 al met de opmerking "bij ouderen"), de pat, maar 't rijwielpal.
Een van de eigenaardigheden van de Zeeuwse dialecten is het behoud van de -e
aan het einde van een woord: vrouwebeddedeure enz. Dit verschijnsel is in het
onderzoek van Daan en Heikens ook bekeken. Het is duidelijk dat de kinderen
veel minder slot-e's hebben dan de ouders. Je zou zo graag willen weten wat er
nog over is van het subtiele onderscheid tussen blomme ("bloem") en blom
("meel"), koale ("gewas") en koal ("brandstof"). En bestaat het fijnzinnige verschil
nog tussen Pie.-l en Pietwaarbij de lengte van de ie bepaalt of het een vrouwen-
of een mansnaam is?
Het Jubileumboek
In 1989 bestond "Stad en Lande van Schouwen-Duiveland" vijftig jaar en bij die
gelegenheid werd door de streektaal com missie een boek uitgegeven: Veraelen
van 'l eiland. Van Burgh tol Bni. Het boek biedt een panorama van meer dan
zestig jaar literaire aktiviteit. In de geschiedenis van de dialectologie van
Schouwen-Duiveland is dit een andere mijlpaal. Het is weer de naam van Dr. de
Vin die hieraan is verbonden. In een reeks van artikelen in de Kroniek van het
land van de zeemeermin had hij al een aantal auteurs van het eiland behandeld.
In dit boek kon een samenvattend overzicht worden gegeven. Na de beschrijving
van de klanken en de vormen, na het onderzoek naar dialectbehoucl en dialect
verlies, komt nu het dialect als geschreven communicatiemiddel aan bod. In 1989
schreef ik in het voorwoord van het jubileumboek: "Wat zou het fijn zijn als dr.
De Vin op zijn eigen wijze, de hele letterkunde van Schouwen-Duiveland. in
kaart kon brengen, met namen als Jan Breunesse, A. K. Straatsma, J. P. Paulusse
en H. C. Wilson van vóór 1950, die wel een plaats kregen in de Bibliografie van
Meertens. Aangevuld met cle lateren en de onbekenden, wier werk verscholen
ligt in almanakken en streekblaadjes. Het zou ook een thematisch onderzoek
moeten zijn naar de onderwerpen die aan de orde komen, om zo te kunnen
bepalen wat het eigen karakter van deze letterkunde is". Deze wens is nog niet
ten volle vervuld.
De volgende mijlpaal zal de publicatie van de woordenschat van Schouwen-
Duiveland zijn in het achtste en laatste regieboek van Zeeland.
Is deze volgorde niet wat vreemd? Deze hausse in dialectpublicaties, terwijl vast
gesteld moet worden dat het dialect op zijn retour is?
Dialect renaissance
De laatste 15 a 20 jaar beleven we in Nederland en ook in het ons omringende
buitenland een opmerkelijke opleving van de belangstelling voor het eigene, de
cultuur van woonplaats en eigen regio. Dit uit zich in de vorm van lokale en
regionale geschiedenis, genealogisch onderzoek, herinvoering van oude volksge-