ge nam het advies van de stadsarchitect over, met hierbij de aantekening, dat
"alle nadeelen door dien afbraak ontstaande, geheel en voldoende, ten koste van
den afbreker worden hersteld" en dat de muur aan de straatzijde "in goede orde
worde bnderhouden". In juni 1848 was de sloop voltooid, waarmee er tevens een
einde kwam aan het bestaan van de Zierikzeese brouwnijverheid.
De brouwers
Voorname bierbrouwers zijn individueel invloedrijk geweest op grond van hun
rijkdom. Ze stonden in hoog aanzien bij de bevolking en velen van hen bekleed
den het ambt van burgemeester of schepen van de stad. Ook in Zierikzee
behoorden de brouwers tot de voornaamste en rijkste burgers. Velen waren lid
van de Vroedschap, waarover archivaris P.D. de Vos een omvangrijk werk
geschreven heeft. De gegevens over de brouwers, die in deze paragraaf de revue
passeren, komen dan ook hoofdzakelijk uit zijn studie.
Thomas van der Schatte (I6l6-l680), die het brouwersbedrijf reeds voor de dood
van zijn vader, Cornelis Jan Eijnoutse, overnam en later in de Nieuwe
Bogerdstraat een nieuwe brouwerij opstartte, was raadslid van 1672 tot 1680. Een
teken van zijn welstand is het feit dat hij, nadat hij uit brouwerij 'de Eenhoorn'
was vertrokken op de Oude Haven noordzijde ging wonen. Zijn achterkleinzoon
Albertus (1710-1755) die naast brouwer in 'het Hert' ook koopman was, bekleed
de tijdens zijn leven ook talrijke openbare functies. Hij was landrechter van
Schouwen, gezworen van Poortambacht, keurmeester van de meekrap en equi
pagemeester. De'staat van dienst van zijn zes jaar oudere broer Johan (1704-
1757), ook brouwer in brouwerij 'het Hert' was nog groter. Hij was ruim dertig
jaar raadslid, diverse keren burgemeester, thesaurier, weesmeester en commissa
ris van de Slavenbeurs, landrechter van Schouwen, rentmeester der renderen, lid
van de Heemraad van Schouwen, overdeken van het Kuipersgilde, regent van
het Gasthuis, leenman der grafelijkheid beoosten Schelde en rentmeester der
Geestelijke goederen in Schouwen-Duiveland. Bovendien was hij mede-eigenaar
van de zoutkeet 'de Leyekeet' en in Schuddebeurs van de buitenplaats en hofste
de 'Bleijkzigt' en cle buitenplaats 'de Katte'. Net als zijn broer oefende ook hij
naast het brouwersvak het beroep van koopman uit. Hij dreef handel op Spanje,
Ierland en IJsland, onder meer in koffie, thee, kolen en duigen, hetgeen hij bij
voorbeeld opsloeg in Middelburg en Nantes. Albertus en Johan waren niet ge
trouwd. Zij woonden in de Nieuwe Bogerdstraat, naast de brouwerij. De volgen
de brouwer in 'het Hert' was wederom een Albertus van der Schatte (1735-1807).
Ook hij was naast brouwer koopman en had bovendien met een aantal andere
personen op 8 mei 1770 het exclusief octrooi voor een zeepziederij gekregen.
Daarnaast had hij eveneens vele nevenfuncties. Hij was raadslid, schepen, twee
keer burgemeester, diverse keren landrechter van Schouwen, commissaris van de
Slavenbeurs, kerkmeester, commissaris van de Posterij, equipagemeester en over
deken van het Karrenlieden-gilcle. Gezien al hun nevenfuncties zullen de Van der
Schattes zich niet veel met het eigenlijke brouwen bemoeid hebben. Dit lieten zij
aan anderen over. De brouwerij was slechts een bron van inkomsten. Brouwerij
'het Hert' sloot onder leiding van Albertus van der Schatte haar deuren. Van hem
is onder meer bekend dat hij tot de patriotten behoorde, wat hem 24 september
1787 op een plundering van zijn huis in de Poststraat (tegenwoordig nummer 11)
kwam te staan. Hij vluchtte naar Middelburg en ging vervolgens naar Antwerpen.
14