1gotiek en renaissance 16de en 17de eeuw)
In deze periode ontwikkelt het orgel zich van een nog tamelijk primitief instru
ment tot een volwaardig muziekinstrument. Het karakter werd voornamelijk
bepaald door de toen gebruikelijke muziekpraktijk in de voor-reformatorische
eredienst, waarbij cle muziek vrijwel uitsluitend was voorbehouden aan kooi
en geestelijkheid en het orgel een solistische functie vervulde, al of niet in
afwisseling met het koor. Het orgel bevond zich doorgaans in of nabij het
koorgedeelte van de kerk (zoals nu nog in vele Engelse kerken). Van volks
zang was nauwelijks of geen sprake.
2. barok (+1675-+1730)
Dit is cle periode van de grootste bloei van het orgel, waarin soms zeer grote
instrumenten met veelzijdige en evenwichtige disposities (de registersamenstel-
ling) werden vervaardigd en in wisselwerking daarmee meesterwerken van
orgelcomposities met geniale structuren ontstonden, met als hoogtepunt de
werken van j. S. Bach. Ongetwijfeld hangt dit in Noorcl-West Europa samen
met cle reformatie, waarbij cle volkszang zijn intrede deed en - in cle calvinisti
sche kerken na enige tijd - het orgel (soms na enige strijd zoals in Nederland)
een taak kreeg in cle begeleiding daarvan.
3. rococo (±1730-±1800)
De cultuurperiode clie zich, hoewel verwant aan cle barok, qua karakteristiek
daarvan onderscheidt door uiterste verfijning van details, geraffineerde gratie,
sierlijke beweeglijkheid en speelse luchtigheid.
4. romantiek (+Ï800-+1920)
In feite een voortzetting van het element Empfindlichkeit (het inspelen op het
gevoel) dat in de Rococo cle toon begon aan te geven en dat in cle romantiek
soms doorsloeg naar sentimentaliteit. Het orgel moest vooral warme en zoete
geluiden en zeker geen scherpe klanken voortbrengen. Doordat cle concert
zaal meer clan de kerk de plaats werd, waar de muziekcultuur werd uitgedra
gen, werd weinig muziek voor orgel gecomponeerd. De orgelbouw zocht het
in de nabootsing van het orkest.
Eikerzee. Hervormde Kerk.
Hel verdwenen orgel uit 1914 van de in 1959
afgebroken kerk. Kansel thans te Renesse
(Jbto 1954 Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
Zeist)
45